Pagina:Verdrag nopens de wetten en gebruiken van de oorlog te land 1907.pdf/3

Deze pagina is proefgelezen

werking en voor de Mogendheden, die later de akten van bekrachtiging nederleggen of toetreden, zestig dagen nadat de kennisgeving der nederlegging van hare akten van bekrachtiging of van hare toetreding door de Nederlandsche Regeering is ontvangen.

Artikel 8

Indien het gebeurde, dat een der verdragsluitende Mogendheden dit Verdrag mocht willen opzeggen, wordt deze opzegging schriftelijk ter kennis gebracht van de Nederlandsche Regeering, die onmiddellijk een voor eensluidend verklaarden afdruk der kennisgeving doet toekomen aan alle andere Mogendheden en haar daarbij doet weten den datum, waarop Zij haar ontvangen heeft.

De opzegging heeft slechts gevolg ten opzichte der Mogendheid, die er van kennis heeft gegeven en één jaar nadat de kennisgeving er van de Nederlandsche Regeering heeft bereikt.

Artikel 9

Een register, gehouden door het Nederlandsche Ministerie van Buitenlandsche Zaken, wijst aan den datum der nederlegging van de akten van bekrachtiging, geschied ingevolge Artikel 5, lid 3 en 4, alsmede den datum, waarop de kennisgevingen van toetreding (Artikel 6, lid 2) of van opzegging (Artikel 8, lid 1) zijn ontvangen.

Iedere verdragsluitende Mogendheid is bevoegd kennis te nemen van dit register en er voor eensluidend verklaarde uittreksels uit te vragen.

Ten blijke waarvan de Gevolmachtigden dit Verdrag van hunne onderteekeningen hebben voorzien. Gedaan te 's Gravenhage, den achttienden October een duizend negen honderd en zeven, in enkelvoudig exemplaar, dat nedergelegd blijft in de archieven der Nederlandsche Regeering en waarvan voor eensluidend verklaarde afdrukken langs diplomatieken weg worden overgemaakt aan de Mogendheden, die tot de Tweede Vredesconferentie zijn uitgenoodigd geworden.

[Zie de ondertekeningen in de Franse tekst.]

BIJLAGE VAN HET VERDRAG. REGLEMENT betreffende de wetten en gebruiken van den oorlog te land.

Afdeeling I. Van de oorlogvoerenden.

HOOFDSTUK I. Van de hoedanigheid van oorlogvoerende.

Artikel 1

De wetten, de rechten en de verplichtingen van den oorlog zijn niet alleen toepasselijk op het leger, maar ook op de militiën en op de vrijwilligers-korpsen, die aan de volgende voorwaarden voldoen:

1°. aan hun hoofd te hebben een persoon, die verantwoordelijk is voor zijne ondergeschikten;
2°. een vast en op eenigen afstand herkenbaar onderscheidingsteeken te hebben;
3°. de wapenen openlijk te dragen; en
4°. zich in hunne handelingen te gedragen naar de wetten en gebruiken van den oorlog.

In de landen, waar het leger geheel of ten deele uit militiën of uit vrijwilligers-korpsen is samengesteld, zijn deze onder de benaming van leger begrepen.

Artikel 2

De bevolking van een niet-bezet gebied, die bij de nadering van den vijand uit eigen beweging de wapenen opneemt om de invallende troepen te bestrijden, zonder den tijd te hebben zich te organiseeren overeenkomstig Artikel 1, wordt als oorlogvoerende beschouwd, indien zij de wapenen openlijk draagt en indien zij de wetten en gebruiken van den oorlog eerbiedigt.

Artikel 3

De gewapende machten der oorlogvoerende partijen kunnen bestaan uit strijders en niet-strijders. In