Pagina:Verdrag nopens de wetten en gebruiken van de oorlog te land 1907.pdf/4

Deze pagina is proefgelezen

geval zij door den vijand worden gevangen genomen, hebben beiden recht op de behandeling als krijgsgevangenen.

HOOFDSTUK II. Van de krijgsgevangenen.

Artikel 4

De krijgsgevangenen zijn in de macht van de vijandelijke Regeering, maar niet van de personen of legerafdeelingen, die hen gevangen hebben genomen.

Zij moeten met menschlievendheid worden behandeld.

Alles wat hun persoonlijk toebehoort, uitgezonderd wapenen, paarden en militaire papieren, blijft hun eigendom.

Artikel 5

De krijgsgevangenen kunnen worden onderworpen aan interneering in eene stad, vesting, kamp of welke andere plaats ook, onder gehoudenheid zich vandaar niet buiten zekere vastgestelde grenzen te verwijderen; maar zij mogen niet worden opgesloten dan bij wege van onvermijdelijken veiligheidsmaatregel, en slechts zoolang de omstandigheden voortduren, die dien maatregel noodig maken.

Artikel 6

De Staat kan de krijgsgevangenen, met uitzondering der officieren, tot het verrichten van arbeid bezigen overeenkomstig hun rang of graad en hunne geschiktheid. Deze arbeid mag niet overmatig zijn en geenerlei verband houden met de krijgsverrichtingen.

De krijgsgevangenen kunnen worden gemachtigd om te arbeiden voor rekening van openbare besturen of van particulieren, of voor hunne eigen rekening.

De arbeid, voor den Staat verricht, wordt betaald volgens de tarieven geldig voor militairen van het eigen leger, wanneer deze denzelfden arbeid verrichten, of indien deze niet bestaan, volgens een tarief naar evenredigheid van den verrichten arbeid.

Wanneer de arbeid plaats heeft voor rekening van andere openbare besturen of voor particulieren, worden de voorwaarden daarvan geregeld in overleg met het militair gezag.

Het arbeidsloon der krijgsgevangenen moet dienen om hun lot te verzachten en het overschot wordt hun uitbetaald op het oogenblik van hunne invrijheidstelling, behoudens aftrek van de kosten van onderhoud.

Artikel 7

De Regeering, in wier macht de krijgsgevangenen zich bevinden, is belast met hun onderhoud.

Bij gebreke van eene bijzondere schikking tusschen de oorlogvoerenden worden de krijgsgevangenen, wat voeding, ligging en kleeding betreft, op denzelfden voet behandeld als de troepen van de Regeering, die hen gevangen genomen heeft.

Artikel 8

De krijgsgevangenen zijn onderworpen aan de wetten, reglementen en orders geldende voor het leger van den Staat, in wians macht zij zich bevinden. Elke daad van insubordinatie wettigt te hunnen opzichte de vereischte dwangmaatregelen.

De ontvluchte krijgsgevangenen, die weder worden gevat, alvorens zij hun eigen leger hebben kunnen bereiken of het gebied, bezet door het leger dat hen heeft gevangen genomen, hebben kunnen verlaten, kunnen disciplinair gestraft worden.

Krijgsgevangenen die, nadat het hun gelukt is te ontkomen, opnieuw krijgsgevangenen worden gemaakt, zijn wegens hun vroegere vlucht niet strafbaar.

Artikel 9

leder krijgsgevangene is gehouden, indien hij daaromtrent wordt ondervraagd, zijne ware namen en zijn waren rang of graad op te geven, en ingeval hij in strijd met dezen regel mocht handelen, stelt hij zich bloot aan eene beperking der voorrechten, welke aan de krijgsgevangenen van de categorie