Pagina:Verdrag nopens de wetten en gebruiken van de oorlog te land 1907.pdf/5

Deze pagina is proefgelezen

waartoe hij behoort, zijn toegestaan.

Artikel 10

De krijgsgevangenen kunnen op hun eerewoord worden in vrijheid gesteld, indien de wetten van hun land hun zulks veroorloven, en, in zoodanig geval, zijn zij gehouden onder verband van hunne persoonlijke eer, met de meeste nauwgezetheid, zoo tegenover hunne eigen Regeering, als tegenover de Regeering, die hen heeft gevangen genomen, de verplichtingen te vervullen, die zij op zich mochten hebben genomen.

Hunne eigen Regeering is alsdan gehouden van hen geenerlei dienst te vorderen of aan te nemen, strijdig met het gegeven woord.

Artikel 11

Een krijgsgevangene kan niet gedwongen worden zijne vrijheid op eerewoord aan te nemen, evenzoo is de vijandelijke Regeering niet verplicht het verzoek in te willigen van den gevangene, die zijne invrijheidstelling op eerewoord verlangt.

Artikel 12

Iedere krijgsgevangene, op eerewoord in vrijheid gesteld, die weder wordt gevat, terwijl hij de wapens draagt tegen de Regeering jegens welke hij zich op zijne eer verbonden had, of tegen haar bondgenooten, verliest het recht op de behandeling als krijgsgevangene en kan gerechtelijk vervolgd worden.

Artikel 13

De personen, die een leger vormen, zonder daarvan rechtstreeks deel uit te maken, zooals correspondenten en berichtgevers van dagbladen, marketenters, leveranciers, hebben, indien zij in de macht vallen van den vijand en deze het nuttig oordeelt hen aan te houden, het recht om als krijgsgevangenen te worden behandeld, op voorwaarde, dat zij voorzien zijn van een legitimatie-bewijs van de militaire overheid van het leger, dat zij vergezelden.

Artikel 14

Dadelijk bij den aanvang der vijandelijkheden, wordt in ieder der oorlogvoerende Staten en in de onzijdige landen, bijaldien deze oorlogvoerenden op hun gebied mochten hebben toegelaten, een Bureau van inlichtingen nopens de krijgsgevangenen ingesteld. Dit Bureau, belast met de beantwoording van alle navragen hen betreffende, ontvangt van de verschillende bevoegde takken van dienst alle aanwijzingen betreffende de interneeringen en verplaatsingen, de invrijheidstellingen op eerewoord, de uitwisselingen, de ontvluchtingen, de opnemingen in de hospitalen, de sterfgevallen, alsmede de andere inlichtingen noodig om voor elken krijgsgevangene eene individueele lijst in te richten en bij te houden. Het Bureau moet op die lijst het stamboeknummer, den naam en voornaam, den leeftijd, de plaats van herkomst, den rang, het troepencorps, de wonden, den datum en de plaats der gevangenneming, der interneeringen, der verwondingen en van het overlijden, alsmede alle bijzondere opmerkingen brengen. De individueele lijst wordt na het sluiten van den vrede in het bezit gesteld van de Regeering van den anderen oorlogvoerende.

Het Bureau van inlichtingen is mede belast met het bewaren, bijeenverzamelen en aan de belanghebbenden opzenden van alle voorwerpen van persoonlijk gebruik, geldswaarden, brieven enz., die op de slagvelden gevonden of door de op hun woord vrijgelaten, de uitgewisselde, de ontvluchte of de in de hospitalen en ambulances overleden krijgsgevangenen worden achtergelaten.

Artikel 15

De vereenigingen tot het verstrekken van hulp aan de krijgsgevangenen, welke volgens de wet van hun land regelmatig zijn ingesteld en ten doel hebben de tusschenpersonen te zijn voor het weldadigheidsbetoon, ontvangen, binnen de perken door de militaire noodzakelijkheid en de administratieve regelen gesteld, van de oorlogvoerenden voor zich zelf en voor hunne behoorlijk gemachtigde agenten alle medewerking om hunne menschlievende taak doeltreffend te kunnen volbrengen. De afgevaardigden van die vereenigingen kunnen worden toegelaten tot het verstrekken