Pagina:Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (1984).pdf/10

Deze pagina is proefgelezen

stemming te brengen. Indien, binnen vier maanden na de datum van deze mededeling, ten minste een derde van de Staten die Partij zijn, zulk een conferentie verlangt, roept de Secretaris-Generaal deze conferentie onder auspiciën van de Verenigde Naties bijeen. Iedere wijziging die door een meerderheid van de ter conferentie aanwezige Staten die partij zijn en die hun stem uitbrengen, wordt aangenomen, wordt door de Secretaris-Generaal ter aanvaarding voorgelegd aan alle Staten die Partij zijn.

2. Een overeenkomstig het eerste lid van dit artikel aangenomen wijziging wordt van kracht wanneer twee derde van de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag, de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties ervan in kennis hebben gesteld dat zij deze hebben aanvaard overeenkomstig hun onderscheiden constitutionele procedures.

3. Wanneer wijzigingen van kracht worden, zijn zij bindend voor de Staten die Partij zijn en die deze hebben aanvaard, terwijl de andere Staten die Partij zijn, gebonden zullen blijven door bepalingen van dit Verdrag en door iedere voorgaande wijziging die zij hebben aanvaard.

Artikel 30

1. Geschillen tussen twee of meer Staten die Partij zijn, betreffende de uitlegging of toepassing van dit Verdrag, die niet door onderhandelingen kunnen worden geregeld, worden op verzoek van één van hen onderworpen aan arbitrage. Indien binnen zes maanden na de datum van het verzoek om arbitrage de Partijen geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over de arbitrageregeling, kan elk der Partijen het geschil voorleggen aan het Internationale Gerechtshof door middel van een verzoek in overeenstemming met het Statuut van het Hof.

2. Iedere Staat kan, op het tijdstip van ondertekening of bekrachtiging van dit Verdrag of van toetreding daartoe, verklaren dat hij zich niet gebonden acht door het eerste lid van dit artikel. De andere Staten die Partij zijn, zijn met betrekking tot een Staat die Partij is en die zulk een voorbehoud heeft gemaakt, niet gebonden door het eerste lid van dit artikel.

3. Een Staat die Partij is en die een voorbehoud heeft gemaakt overeenkomstig het tweede lid van dit artikel, kan dit voorbehoud te allen tijde intrekken door middel van een kennisgeving aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.

Artikel 31

1. Een Staat die Partij is, kan dit Verdrag opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. De opzegging wordt van kracht één jaar na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal.

2. Een zodanige opzegging leidt er niet toe dat de Staat die Partij is, wordt ontslagen van zijn verplichtingen krachtens dit Verdrag ten aanzien van enig handelen of nalaten dat zich heeft voorgedaan vóór de datum waarop de opzegging van kracht wordt en evenmin is de opzegging op enigerlei wijze van invloed op de voortzetting van de behandeling van een zaak die reeds bij het Comité in behandeling is vóór de datum waarop de opzegging van kracht wordt.

3. Na de datum waarop de opzegging van een Staat die Partij is, van kracht wordt, neemt het Comité geen nieuwe zaak betreffende die Staat in behandeling.

Artikel 32 De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties doet alle Leden van de Verenigde Naties en alle Staten die dit Verdrag hebben ondertekend of ertoe zijn toegetreden, mededeling van het volgende:

(a) Ondertekeningen, bekrachtigingen en toetredingen ingevolge de artikelen 25 en 26;

(b) De datum van inwerkingtreding van dit Verdrag ingevolge artikel 27 en de datum van het van kracht worden van wijzigingen ingevolge artikel 29;

(c) Opzeggingen ingevolge artikel 31.

Artikel 33