Pagina:Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (1984).pdf/4

Deze pagina is proefgelezen

Artikel 10

1. Iedere Staat die Partij is, draagt ervoor zorg dat onderricht en voorlichting betreffende het verbod van foltering volledig opgenomen worden in de opleiding van met de wetshandhaving belast burgerpersoneel en militair personeel, van medisch personeel, van overheidsfunctionarissen en van anderen die betrokken kunnen zijn bij de bewaking, ondervraging of behandeling van een persoon die enige vorm van arrestatie, hechtenis of gevangenhouding ondergaat.

2. Iedere Staat die Partij is, neemt dit verbod op in de voorschriften of instructies betreffende de taken en functies van zodanige personen.

Artikel 11

Iedere Staat die Partij is, beziet stelselmatig de voorschriften, instructies, methoden en praktijken voor ondervraging, alsook de regelingen voor de bewaking en behandeling van personen onderworpen aan enige vorm van arrestatie, hechtenis of gevangenhouding in gebieden onder zijn rechtsmacht, met het oog op de voorkoming van gevallen van foltering.

Artikel 12

Iedere Staat die Partij is, draagt ervoor zorg dat zijn bevoegde autoriteiten een onverwijld en onpartijdig onderzoek instellen, wanneer er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat in enig gebied onder zijn rechtsmacht foltering heeft plaatsgehad.

Artikel 13

Iedere Staat die Partij is, draagt ervoor zorg dat een persoon die stelt dat hij aan foltering is onderworpen in enig gebied onder de rechtsmacht van deze Staat, het recht heeft tot indiening van een klacht bij de bevoegde autoriteiten van deze Staat en er recht op heeft dat zijn zaak onverwijld en onpartijdig door die autoriteiten wordt onderzocht. Er dienen maatregelen te worden genomen ten einde te verzekeren dat de klager en eventuele getuigen beschermd worden tegen iedere vorm van kwaadwillige behandeling of intimidatie ten gevolge van diens klacht of van afgelegde getuigenverklaringen.

Artikel 14

1. Iedere Staat die Partij is, waarborgt in zijn rechtsstelsel dat het slachtoffer van foltering genoegdoening krijgt en een rechtens afdwingbaar recht heeft op een billijke en toereikende schadevergoeding, met inbegrip van de middelen voor een zo volledig mogelijk herstel. Ingeval van overlijden van het slachtoffer ten gevolge van foltering hebben zijn nabestaanden aanspraak op schadevergoeding.

2. Niets in dit artikel doet afbreuk aan de rechten van het slachtoffer of van anderen op schadevergoeding die krachtens het nationale recht kunnen bestaan.

Artikel 15

Iedere Staat die Partij is, draagt ervoor zorg dat een verklaring waarvan wordt vastgesteld dat deze is afgelegd ten gevolge van foltering, niet wordt aangevoerd als bewijs in een rechtszaak, behalve tegen een van foltering beschuldigde persoon als bewijs dat de verklaring werd afgelegd.

Artikel 16

1. Iedere Staat die Partij is, verbindt zich ertoe in alle gebieden onder zijn rechtsmacht andere vormen van wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, die geen foltering inhouden zoals omschreven in artikel 1, te voorkomen, wanneer zulke handelingen worden gepleegd door of op aanstichten van dan wel met instemming of gedogen van een overheidsfunctionaris of andere persoon die in een officiële hoedanigheid handelt. Inzonderheid zijn de verplichtingen vervat in de artikelen 10, 11, 12 en 13 van toepassing, met vervanging van de verwijzingen naar foltering door verwijzingen naar andere vormen van wrede, onmenselijke of