Pagina:Verdrag van Lissabon (Publicatieblad van de EU, 51e jrg. 9 mei 2008).pdf/228

Deze pagina is proefgelezen

Artikel 64

De bepalingen inzake de talenregeling die van toepassing is op het Hof van Justitie van de Europese Unie worden door de Raad met eenparigheid van stemmen bij verordeningen vastgesteld. Die verordening wordt vastgesteld op verzoek van het Hof van Justitie en na raadpleging van de Commissie en het Europees Parlement, of op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Hof van Justitie en het Europees Parlement.

Zolang die bepalingen niet zijn vastgesteld, blijven de bepalingen van het reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie en die van het reglement voor de procesvoering van het Gerecht inzake de regeling van het taalgebruik van toepassing. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 253 en 254 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, moet iedere wijziging of intrekking van die bepalingen door de Raad met eenparigheid van stemmen worden goedgekeurd.



BIJLAGE I
HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN VAN DE EUROPESE UNIE

Artikel 1

Het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (hierna het „Gerecht voor ambtenarenzaken” te noemen) oefent in eerste aanleg de bevoegdheid uit, overeenkomstig artikel 270 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, uitspraak te doen in geschillen tussen de Unie en haar personeelsleden, met inbegrip van geschillen tussen de organen of bureaus en hun personeelsleden waarvoor het Hof van Justitie van de Europese Unie bevoegd is verklaard.

Artikel 2

Het Gerecht voor ambtenarenzaken bestaat uit zeven rechters. Indien het Hof van Justitie hierom verzoekt, kan de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen het aantal rechters verhogen.

De rechters worden benoemd voor een periode van zes jaar. De aftredende rechters zijn herbenoembaar.

In elke vacante zetel wordt voorzien door benoeming van een nieuwe rechter voor een periode van zes jaar.

Artikel 3

1. De rechters worden benoemd door de Raad, die na raadpleging van het in onderhavig artikel bedoelde comité een besluit neemt overeenkomstig artikel 257, vierde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Bij de benoeming van rechters ziet de Raad toe op een evenwichtige samenstelling van het Gerecht voor ambtenarenzaken op basis van een zo breed mogelijke geografische spreiding onder de onderdanen van de lidstaten en met betrekking tot de vertegenwoordigde nationale rechtsstelsels.

2. Iedere persoon die burger van de Unie is en die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 257, vierde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie kan zich kandidaat stellen. De Raad stelt, op aanbeveling van het Hof van Justitie, de voorwaarden en de nadere regels voor de indiening en de behandeling van kandidaturen vast.

3. Er wordt een comité opgericht dat bestaat uit zeven leden, die voormalige leden van het Hof van Justitie en van het Gerecht zijn, of personen die bekend staan als kundige rechtsgeleerden. De Raad benoemt de leden van het comité en bepaalt de werkwijze ervan op aanbeveling van de president van het Hof van Justitie.