Pagina:Verdrag van Lissabon (Publicatieblad van de EU, 51e jrg. 9 mei 2008).pdf/264

Deze pagina is proefgelezen

Artikel 22
(oud artikel 24)

1. Er zal geleidelijk een reservefonds worden gevormd ten belope van 10 % van het geplaatste kapitaal. Indien de stand van de verplichtingen van de Bank zulks rechtvaardigt, kan de Raad van bewind besluiten tot het vormen van aanvullende reserves. Zolang dit reservefonds nog niet geheel is gevormd, behoort het te worden gevoed door:

a) de renteontvangsten uit hoofde van leningen door de Bank verstrekt uit de door de lidstaten krachtens artikel 5 te storten bedragen,

b) de renteontvangsten uit hoofde van leningen door de Bank verstrekt uit de bedragen, verkregen door de terugbetaling van de onder punt a) bedoelde leningen, voor zover deze renteontvangsten niet noodzakelijk zijn voor het nakomen der verplichtingen en voor het dekken der kosten van de Bank.

2. De middelen van het reservefonds dienen zodanig te worden belegd dat zij te allen tijde het doel van dit fonds kunnen dienen.

Artikel 23
(oud artikel 25)

1. De Bank is steeds bevoegd haar bezit aan deviezen van een van de lidstaten die de euro niet als munt hebben over te maken met het oog op de uitvoering van financiële verrichtingen overeenkomstig haar taak als omschreven in artikel 309 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en met inachtneming van de bepalingen van artikel 21 van deze statuten. De Bank vermijdt dergelijke overmakingen zoveel mogelijk indien zij saldi beschikbaar heeft of beschikbaar kan maken in valuta die zij nodig heeft.

2. De Bank mag haar bezit aan deviezen van een der lidstaten die de euro niet als munt hebben niet zonder toestemming van deze staat omzetten in deviezen van derde landen.

3. De Bank kan vrij beschikken over dat deel van het kapitaal dat is gestort, en eveneens over de op de markten van derde landen geleende deviezen.

4. De lidstaten verbinden zich, die deviezen ter beschikking van de debiteuren van de Bank te stellen, welke vereist zijn voor de terugbetaling van hoofdsom en rente van de leningen die de Bank verstrekt of gegarandeerd heeft, ten behoeve van op het grondgebied der lidstaten uit te voeren investeringen.