Pagina:Vergif.djvu/111

Deze pagina is proefgelezen
113

hij zat op een lagen stoel dicht bij haar werk tafeltje. "U kunt niet denken wat het voor mij is, eindelijk eens iemand te ontmoeten die mijn inzichten en mijn wijze van die te uiten deelt. Er is hier wel eens de een of ander, bij voorbeeld meneer Abel, die zoo'n beetje liefhebbert in nieuwe en vrijzinnige ideeén, maar in 't geheim en als of het een gevaarlijke ontplofbare stof is...."

"Dat is het overigens ook, mevrouw! u hebt zelf gezien hoe onze bommen lustig sprongen onder den neus van de geleerde heeren."

"Ja, dat is waar! nooit in mijn leven zal ik het gezicht van adjunct Aalbom vergeten; ik was haast bang dat hij het besterven zou. Maar à propos, hebt u ook wel gedacht aan de gevolgen van uw ondeugende woorden op dien avond? U moet namelijk weten dat er hier in de stad nooit zoo gesproken wordt. Voor mij is dat wat anders; ik hoor hier nu eenmaal thuis en iedereen weet dat ik onverbeterlijk ben,—en daarbij: ik ben maar een vrouw!—Maar voor u" —

"O, ik geef ook niet heel veel om het oordeel van deze goede stad."

"Maar, denk eens! het kan toch van het hoogste gewicht voor u zijn, dat u een goeden indruk maakt!"

"Ja, voor zoo verre men liefst een goede renommée wil achterlaten."