Want de rector was zelf bij zijn moeder gekomen om te zeggen dat Marius gelegenheid tot studeeren zou worden gegeven, mits hij zich flink wilde aanpakken; de rector zou hem een vrijplaats op school bezoren en later ook nog een oogje op hem houden.
Dat was niet alleen een vreugde, maar ook een groote steun voor de moeder van Marius; en zij prentte hem dan ook wèl in, wat een gunst het was van den rector om hem gelegenheid tot studeeren te geven mits hij maar flink latijn wilde leeren; want dat moest toch de bedoeling zijn.
En daarom vond elk woord van den rector regelrecht ingang in het hoofd van Marius en zette zich daar vast als een spijker in een muur.
Maar ofschoon zijn hoofd groot was en eigenlijk al te groot in verhouding tot zijn lichaam, zoo bleef er langzamerhand toch te weinig plaats over voor al het andere, dat ook geleerd moest worden.
Het latijn van den rector breidde zich steeds uit en legde beslag op heel zijn bevattingsvermogen; het had het heele geheugen noodig en groeide, zooals de wilde zuring in het spookje, over heg en steg, zoodat alles wat er anders had ontkiemen, 't zij belangstelling, leerlust of nieuwsgierigheid, te niet werd gedaan en hij—zooals de rector triomfeerend zei—een volbloed latinist werd.