"Zoo waar ik leef, ja! Moeder heeft het zelf gezegd. Zij kent hem."
Abraham lachte hoonend.
"Ik zal hem niet dooden, Marius."
"Was dat dan je plan?"
"Mijn eerste gedachte was bloed—hij of ik. Maar nu zal ik mij op een andere wijze wreken.
Hij streek zijn haar weg, haalde de boeken uit de kast en wierp die op tafel: "We beginnen met de wiskunde; geen woord meer van het andere."
Zij werkten nu samen wiskunde en wel zóó dat Abraham die de bewijzen goed begreep, alles nog eens doorliep en verklaarde en zoo vaak hij dan vroeg: begrijp je het?—antwoordde Marius: Ja.—Dat nu was een leugen: hij had nog nooit een syllabe van de wiskunde begrepen en van daag allerminst.
Toen zij klaar waren met al hun lessen voor den volgenden dag, sloeg Abraham het laatste boek dicht en zei: "zóó zal ik me wreken."
Marius keek beurtelings naar hem en naar het boek.
"Door te werken—vat je? en als ik dan zoo thuis kom van de universiteit cum laude—of misschien wel met den hoogsten graad, en ik ontmoet haar met haar stumperigen telegrafist dan zal ik naar haar kijken, zóó als je weet dat