Pagina:Vergif.djvu/231

Deze pagina is niet proefgelezen

233

Maar toen hij weg, de straatdeur gesloten, het ergste verborgen en de positie gered was, toen zonk Carsten Lövdahl ineen; hij sloot zich op met de doode, wierp zich op het bed neer en steunde.

Dit was dus het einde—van zijn huwelijk. Het was voor hem een lange strijd geweest, waarin hij steeds verloren had;—ook dezen keer.

Hij had gestreden om zijn vrouw met iets anders dan verliefdheid te winnen. Zij moest hem geheel door en door leeren kennen—en op zulk een wijze dat zij zijn levensbeschouwing als de ware erkende en zich daarvoor boog.

Carsten Lövdahl's ijdelheid lag in zijn karakter; alles had er toe bijgedragen om die te versterken; alleen zijn vrouw wilde zich niet buigen.

En nadat zij elkaar in hun samenleven hadden leeren kennen, begreep hij dat er hoe langer hoe minder kans bestond op een bewonderende onderwerping van haar zijde en des te meer verlangend werd hij om te zege vieren.

Het moest zich toch eindelijk wel eens uitwijzen, dat zij tot niets komen kon dan door hem; en al haar overspannen ideeen moesten eenmaal bewijzen niets anders te zijn dan wat zij waren: spreekwijzen en groote woorden.

Maar toch imponeerde zij hem. Die rustige kalmte, die vaste, zekere blik dien hij, al was zij in gezelschap aan het andere eind van de