jong was—opgegeven had, om zich hier in deze kleine wetenschappelijke stad te begraven, dan vertelde professor Lövdahl meestal een episode uit de eerste jaren van zijn huwelijk.
"Mijn vrouw is, zooals gij weet, een Bergensche—een Bergensche naar lichaam en ziel. Zij is van dien luchtigen, geestdriftigen aard, die noodig heeft om onder sterk bewogen of licht te bewegen menschen te leven; en daarom kunt ge wel begrijpen dat Christiania volstrekt geen stad voor haar was. Ik—daarentegen—ben, zoo ge wilt, een Europeaan; ik kan bijna overal aarden, alleen niet in Bergen,—neen! ik verzeker u: niet in Bergen! Nu; zij wilde tot elken prijs weg uit Christiania, ik wilde voor geen prijs naar Bergen en zoo kwamen we elkaar te gemoet en de plaats van het samentreffen was deze stad."
Dit verhaal was bijna waar en zoo er ook andere redenen voor zijn verhuizing waren geweest, dan hield hij die in eik geval geheim. Maar booze tongen hielden altijd vol dat Carsten Lövdahl nooit de universiteit verlaten zou hebben als zijn positie hem heelemaal bevredigd had. De zaak was deze: au fond was hij tamelijk oppervlakkig en de jongere candidaten dreigden telkens hem ernstig vast te zetten.
Niettegenstaande hij daartegenover den steun van groote invloeden bezat, en zijn levensbe-