geweld overgeleverd worden in de handen van wildvreemde menschen."
"Nu—beware me, dat zou een aardige processie van moeders geven, als men naar al dat gewawel ging luisteren!—dat zou tien directeuren aan den rand van 't graf brengen! "
"Dat is me volmaakt onverschillig," antwoordde mevrouw Wenche droogjes; "moeders hebben het recht en het is hun plicht om hun kinderen op den voet te volgen, zoolang zij dit kunnen—en gave God dat zij dit wilden! al zouden alle schooldirecteuren ook omkomen als ratten en muizen. Excuseer me, candidaat!"
"Maar—maar—maar, mijn beste mevrouwtje!" riep de rector en hij strekte zijn hand smeekend naar haar uit: het is toch immers niet uw meening dat de vaders en moeders troepsgewijs op zouden komen, telkens.—"
"Neen, zeker niet, rector!"—viel mevrouw Lövdahl hem lachend in de rede, terwijl zij vriendschappelijk zijn hand greep: ik meen alleen maar dat ik zoo graag wou, dat er onder ons, ouders, zooveel belangstelling voor de kinderen was: dan zou die belangstelling als zij sterk en levendig werd, zich wel uitdrukking weten te geven in den een of anderen vorm, waardoor wij die toch in zekeren zin alles betalen,—eenigen invloed, eenige controle konden krijgen over datgene