Pagina:Verzameling van Nederlandse staatsregelingen (1798-1815).djvu/144

Deze pagina is gevalideerd

elk op de wijze zijner godsdienstige gezindheid, den volgenden eed af:

« Ik zweer, (belove) dat ik eerst en bovenal de
« grondwet der Vereenigde Nederlanden zal onder-
« houden, en dat ik wijders de reglementen, voor
« deze Provincie of Landschap gemaakt of nog te ma-
« ken, zal achtervolgen en nakomen, en voorts de
« welvaart van deze Provincie of Landschap, met alle
« mijne krachten, bevorderen.
 « Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig."

Zij worden tot dien eed toegelaten na alvorens te heb- ben afgelegd den volgenden Eed van Zuivering :

« lk zweer, (verklare) dat ik om tot lid van de
« Staten dezer Provincie of Landschap te worden be-
« noemd, directelijk of indirectelijk, aan geene per-
«sonen, het zij in of buiten het bestuur, onder wat
« naam of voorwendsel ook, eenige giften of gaven
« heb beloofd of gegeven, noch te beloven of geven
« zal."
« Ik zweer, (belove) dat ik mij exactelijk zal gedra-
« gen naar den inhoud van het plakkaat bij de Staten
« Generaal op den 10 December 1715 tegen het geven
« en nemen van verboden giften, gaven en geschenken
« gearresteerd :
 « Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig!"

Deze eeden worden afgelegd in handen van den Commissaris van den Souvereinen Vorst.

83. De Staten der Provinciën of Landschappen vergaderen ten minste eens in het jaar, en vervolgens zoo dikwijls als zij door den Souvereinen Vorst worden bijeen geroepen.

84. Zij dragen de kosten van hun bestuur voor aan den Souvereinen Vorst, die dezelve, ingevalle van goedkeuring, op de begrooting der staatsbehoeften brengt.

85. Aan de Staten der Provinciën of Landschappen wordt opgedragen het verkiezen der leden van de vergadering der Staten-Generaal, in of buiten hun midden, en zoo veel doenlijk, uit alle de oorden van hunne Provincie of Landschap.

86. Dezelve Staten worden belast met de uitvoering der wetten en bevelen omtrent de bevordering van godsdienst, openbaar onderwijs en armbestuur, de aanmoediging van den landbouw, den koophandel, de fabrieken en trafieken, en voorts omtrent alle andere zaken tot de algemeene belangen betrekkelijk, welke aan hen, te dien einde, door den Souvereinen Vorst worden toegezonden.

87. Het gezag en toezigt der Staten betreffende den Waterstaat hunner Provinciën of Landschappen, wordt bij het zevende hoofdstuk bepaald.

88. Aan gemelde Staten wordt geheel en al overgelaten de beschikking en beslissing van alles, wat tot de gewone inwendige politie en oeconomie behoort.