Pagina:Verzameling van Nederlandse staatsregelingen (1798-1815).djvu/163

Deze pagina is gevalideerd

welke te dien einde onder den blooten Hemel gehouden wordt in tijden van vrede heeft deze plegtigheid plaats beurtelings teAmsterdam en in eene der steden van de zuidelijke Provinciën, ter keuze des Konings. (G. W 104.)

(Volgens Wetsontwerp van 13 Junij, 1840., Staatsbl. No. 28. art 52 aldus te veranderen : «De Koning wordt, bij het aanvaarden der Regering plegtiglijk beëedigd en ingehuldigd, binnen de stad Amsterdam, in eene openbare en vereenigde sitting der beide Kamers van de Staten-Generaal.")

53. [1] In deze openbare vergadering wordt aan den Koning de geheele Grondwet voorgelezen, en daarna door denzelven den volgenden eed afgelegd :

«Ik zweer aan het Nederlandsche Volk, dat ik de Grondwet des Rijks steeds zal onderhouden en handhaven, en dat ik daarvan bij geene gelegenheid en onder geen voorwendsel hoegenaamd, zal afwijken, of gedoogen dat daarvan afgeweken worde."
«Ik zweer wijders dat ik de onafhankelijkheid van het Rijk en de algeheele uitgestrektheid van deszelfs grondgebied met al mijn vermogen zal verdedigen en bewaren dat ik de algemeene en bijzondere vrijheid en de regten van alle mijne onderdanen en van ieder derzelver zal beschermen en beveiligen, en tot instandhouding en bevordering van de algemeene en bijzondere welvaart, alle middelen zal aanwenden welke de wetten ter mijner beschikking stellen, zoo als een goed Koning schuldig is en behoort te doen.
Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig!" (G. W. 45.)

54. [2] Na het afleggen van den voormelden eed wordt de Koning in dezelfde openbare vergadering ingehuldigd bij de Staten-General, welker voorzitter de volgende plegtige verklaring uitspreekt, die vervolgens door hem en elk der leden hoofd voor hoofd heëedigd wordt :

« Wij zweren in den naam van het Volk der Nederlanden, dat wij, krachtens de Grondwet van dezen Staat

U als Koning huldigen en ontvangen ; dat wij de regten Uwer Kroon zullen bewaren en onderhouden, U getrouw en gedienstig zullen zijn in de bescherming van Uwen persoon en van Uwe Koninklijke waardigheid ; wij zweren voorts alles te zullen doen, wat goede en getrouwe

Staten-Generaal schuldig zijn en behooren te doen.
Zoo waarlijk helpe ons God Almagtig!"

55. [3] Nadat deze beëediging en inhuldiging door den Koning zijn gebragt ter kennisse van de Staten der Provinciën brengen deze aan hemhunne hulde toe, in maniere als volgt :

« Wij zweren dat wij U, den wettigen Koning der Nederlanden, steeds gehouw en getrouw zullen zijn in de hescherming van Uwen persoon, en van Uwe Koninklijke waardigheid ; dat wij achtervolgens de verpligtingen ons bij de Grondwet opgelegd, de bevelen
  1. G. 1814, a, 28.
  2. G. 1814. a, 29.
  3. ibid. a. 31.