« Het gebruik van het batig slot, beschikbaar ten behoeve van het moederland, wordt bij de wet geregeld.")
61. [1] De Koning heeft het opperbestuur van de algemeene geldmiddelen. Hij regelt de bezoldiging van alle kollegien en ambtenaren die uit's lands kas betaald worden, en brengt dezelve op de begrooting der staatsbehoeften.
De bezoldiging der ambtenaren van de regterlijke magt wordt door de wet geregeld. (G. W. 121. 125, 166, 175, 202.)
62. [2] De Koning heeft het regt van de munt. Hij vermag zijne beeldtenis op de muntspecien te doen stellen. (G.W.201.)
63. [3] De Koning verheft in den adelstand ; al wie door den Koning in den adelstand verheven wordt, brengt de brieven van adeldom ter kennisse van de Staten zijner Provincie, en deelt aanstonds in alle de voorregten daaraan verbonden, bijzonderlijk in de bevoegdheid, om beschreven te worden in de ridderschap, mits voldoende aan de vereischten voor dezelve bepaald. (G. W. 80, 131.)
64. [4] Ridder-orden worden door eene wet, op het voorstel des Konings, ingesteld.
65. [5] Vreemde orden, waaraan geene verpligtingen verbonden zijn mogen worden aangenomen door den Koning en met zijne toestemming door de Prinsen van zijn huis.
In geen geval mogen de overige onderdanen des Konings vreemde orden aannemen, zonder deszelfs bijzonder verlof (G W. 29.)
66. [6] Insgelijks wordt bij het aannemen van vreemde titels, waardigheden en charges, het bijzonder verlof van den Koning vereischt.
Het is in het vervolg geen Nederlander geoorloofd, vreemden adeldom aan te nemen.
67. [7] De Koning heeft het regt van gratie, na ingenomen advies van den Hoogen Raad der Nederlanden.
68. [8] Behalven de gevallen waarin het regt van dispensatie aan den Koning hij de wet zelve wordt toegekend, verleent dezelve ook, wanneer de Staten-Generaal niet vergaderd zijn, ende zaken nietgevoegelijk uitstel kunnen lijden na den Raad van Staten gehoord te hebben, dispensatíen op bepaalde verzoeken van bijzondere personen, wier belangen, na ingenomen advies van den Hoogen Raad in materie van justitie, en na behoorlijk onderzoek der zaken bij de overige departementen van algemeen bestuur, welke zulks aangaat, gebleken zijn zoodanige vrijstelling van wettelijke bepalingen in billijkheid te vereischen.
Bij de eerstvolgende vergadering der Staten-Generaal wordt door den Koning opening gegeven, van alle de dispensatien door Hem alzoo verleend. (G. W. 113.)
69. [9] De Koning beslist alle geschillen welke tusschen