eerste zitting van het Vertegenwoordigend Ligchaam, zal aangevangen, en voleindigd moeten zijn vóór het einde van het derde Jaar, na de aanneming der Staatsregeling.
203. 'Er zal geene vermindering plaats hebben noch van de Hoofdsom der Schuldbrieven zelven, noch der Interessen en jaarlijksche Renten.
Dezelven zullen, nimmer, met eenige belastingen worden bezwaard dan alleen met zoodanigen, welke, bij de invoering der Staatsregeling, daadlijk plaats zullen hebben.
204. Bij de Obligatiën zullen worden afgegeven jaarlijksche Coupons, die in alle betaalingen aan den Lande aangenomen, of, ter keuse der Houders, bij de Nationaale Tresorie worden voldaan.
205. De Renten en Interessen van de voormelde Nationaale Schuld, jaarlijks te betaalen, worden gevonden uit zoodanige algemeene belastingen, als, overeenkomstig zekere hierna te melden bepaalingen, door het Vertegenwoordigend Ligchaam, jaarlijks, zullen worden vastgesteld.
206. Insgelijks, worden door het Vertegenwoordigend Ligchaam bepaald zekere afzonderlijke Fondsen, tot het formeeren eener Kas van vermindering of aflossing der nationaale Schuld, welke fondsen alleen tot het voorsz. einde zullen worden geäffecteerd.
Bij dezelve worden, t'elken jaare, ten zelfden einde, gevoegd de penningen, voordkomende uit de vermindering der interessen, zoo door vernietiging van Effecten, als versterving van Lijfrenten, afloop der Dertigjaarige en andere tijdlijke Renten, waarvan jaarlijks, bij gedrukte Reckening, aan de Natie zal moeten blijken ; terwijl de vernietigde Effecten openlijk zullen verbrand worden.
207. Deze alzoo ter betaaling der Interessen en Aflossingen bestemde, Fondsen zullen worden gebragt onder een afzonderlijk bestuur, afgescheiden van alle andere betaalingen. Dit Bestuur is voor de getrouwe waarneming dezer wet verandwoordlijk.
208. Het Vertegenwoordigend Ligchaam beslist, jaarlijks, na ontvangst der vereischte openingen van het Uitvoerend Bewind en van de Commissarissen der Nationaale Rekening bij het vaststellen der algemeene begrooting van Staats-Uitgaven, of de algemeene belastingen op denzelfden voet behooren te blijven, dan wel vermeerderd of verminderd te worden. Het voorstel hiertoe word in de eerste Kamer in overweging gebragt, uiterlijk ééne Maand, nadat die begrooting zal bekragtigd zijn.
Geene Wet, waarbij eene nieuwe belasting word ingevoerd heeft langer kragt, dan één Jaar, indien zij niet uitdruklijk vernieuwd word.
209. Indien de omstandigheden der Republiek eenige buitengewone uitgaven noodzaaklijk maaken, vind het Vertegenwoordigend Ligchaam die, bij voorkeur, zoo veel mogelijk, uit eene buitengewoone heffing, en wel