211. Naar maate het Nieuwe Stelsel van algemeene Belastingen (volgends Art. 210. ) in werking gebragt, en genoegzaam word bevonden, schaft het Vertegenwoordigend Ligchaam de voorige belastingen af.
Het Nieuwe Stelsel zal, uiterlijk binnen twee Jaaren na de aanneming der Staatsregeling, alomme ingevoerd, en in werking moeten zijn, als wanneer het Vertegenwoordigend Ligchaam alle voorige Belastingen, tot hiertoe geheven, zoo verre dezelven, in gevolge der hiervoor gemaakte bepaalingen, niet gecontinueerd zijn, zal doen ophouden.
212. De Uitgaven zullen, in tijd van Vrede, zooveel mooglijk verminderd en zoodanig worden geregeld, dat zij de bekende en vastgestelde inkomsten niet moeten overtreffen.
In gewoone tijden, zal het overschot, of wel eene Jaarlijksche som, door het Vertegenwoordigend Ligchaam te bepaalen, worden overgebragt in eene afzonderlijke Kas van Reserve, ten einde te kunnen voorzien in de behoeften van den Staat, bij opkomende Oorlogen, of andere nationale rampspoeden.
213. Het Vertegenwoordigend Ligchaam maakt, ten spoedigsten, op voordragt van het Uitvoerend Bewind een Reglement, waardoor, aan den eenen kant, de rigtige betaaling van alle gemeene middelen, hoe ook genoemd, bewaakt, en, aan de andere zijde, gezorgd word, dat op dit stuk aan eenen ieder, zonder knevelarij, kort en onvertogen regt geschiede.
TWEEDE AFDEELING .
Van de Begrootingen der Staats-Uitgaven.
214. In den aanvang der Maand October van ieder
Jaar, zend het Uitvoerend Bewind, aan het Vertegenwoordigend Ligchaam, eene algemeene begrooting van
alle zoodanige sommen als hetzelve oordeelt, dat, voor
het volgend Jaar ten dienste der Republiek zullen ver