DERDE AFDEELING.
Van de form van Raadpleeging, en de Formulieren, daarbij in acht te nemen.
18. De Eerste Kamer neemt, in het raadpleegen over eenig voorstel harer Leden of Commissiën, de volgende form in acht.
19. Deze form, echter, word niet in acht genomen omtrend besluiten van onverwijlde noodzaaklijkheid. Alleen moet, vóór dezelven, eene stellige verklaaring van die noodzaaklijkheid, door de volstrekte meerderheid van alle de Leden der Eerste Kamer erkend voorafgaan.
20. De Voorstellen, door de Eerste Kamer aangenoen in besluiten veranderd zijnde, worden onverwijld gezonden aan de Tweede Kamer ; zijnde aan het hoofd derzelven uitgedrukt, of de dagteekening der drie agtereenvolgende lezingen, of wel de beredeneerde verklaaring van onverwijlde noodzaaklijkheid.
21. Indien uit het hoofd van eenig toegezonden Besluit aan de Tweede Kamer, niet blijkt dat de voorgeschreven form in acht genomen, of de onverwijlde noodzaaklijkheid door de Eerste Kamer verklaard is, weigert dezelve haare bekragtiging, zonder den inhoud van het besluit zelf in overweging te nemen, en zend dat aan de Eerste Kamer terug.
22. Indien, aan het hoofd van een Besluit, de verklaaring van onverwijlde noodzaaklijkheid door de Eerate Kamer is uitgedrukt, raadpleegt de Tweede Kamer, terstond, over die verklaaring.