30. Zoo de meerderheid der Grond-Vergaderingen verklaart, dat 'er geene Herziening zal plaats hebben, blijft de Staatsregeling voor vijf volgende Jaaren vastgesteld.
31. Zoo die meerderheid eene Herziening begeert, worden de Grond-Vergaderingen opgeroepen, om, op den dag jaarlijks tot het verkiezen van nieuwe Leden voor het Vertegenwoordigend Ligchaam bepaald, tevens Reviseurs te benoemen, op de wijze, hierboven Art. 1-8. voorgeschreven.
32. Voords word, in dit geval, naauwkeurig in acht genomen alles, wat boven (Art. 9—24.) is verordend ; alleen met dit onderscheid, dat de Commissie van Herziening, als nu, geene andere Artikelen der Staatsregeling mag in overweging nemen, dan die, welken, volgends Art. 20., bij Publicatie, aan den Volke zijn voorgedragen.
ADDITIONEELE ARTIKELEN
TOT DE
ACTE VAN STAATSREGELING.
Artikel 1.
De Gemeenten der voormaals Heerschende Kerk blijven, geduurende de eerstkomende drie Jaaren na de aanneming der Staatsregeling, de gewoone Tractamenten van derzelver Leeraren en Hoogleeraren, bij wijze van Pensioen, uit 's Lands Kas, genieten, ten einde dezelven, in dien, tusschentijd, de noodige schikkingen maaken tot derzelver verdere besoldiging.
2. Ook tot zoo lang, word aan dezelve Gemeenten het zoogenoemde Kindergeld voor derzelver Leeraren toegewezen.
3. Alle Leeraars, Hoogleeraars, en derzelver Weduwen op 1 Januarij 1798. gepensioneerd geweest zijnde, blijven de hun toegelegde Pensioenen, geduurende hun leven, genieten, mids zij aan het Bewind ter Plaatse. alwaar zij woonen, doen blijken, geene zes-honderd Gul- dens jaarlijksch inkomen te hebben buiten het gemelde Pensioen, en bewijzen toonen van hunne verknochtheid aan de tegenwoordige orde van zaken.
4. Alle Geestelijke Goederen en Fondsen, waaruit te vooren de Tractamenten, of Pensioenen, van Leeraren of Hoogleeraren der voormaals Heerschende Kerk, betaald wer-