Pagina:Verzameling van verslagen en rapporten behoorende bij de Nederlandsche Staatscourant vol 1920 no 028.djvu/21

Deze pagina is proefgelezen
V R 28
21

Catalogus, waartoe echter nog geene oproeping ontvangen is. Mocht die beslissing in den geest zijn van het door de Afdeeling uitgebrachte advies, dan zal de door het Nederlandsche regionaal bureau te vervullen taak te beter kun­nen worden verricht, nu eene subsidieverhooging van f 1500 voor dit bureau is toegestaan. Deze verhooging heeft voor­namelijk ten doel aan den Directeur een Secretaris toe te voegen, die hem bij de vele aan het bureau verbonden werk­zaamheden zal bijstaan. Als zoodanig is thans de heer J. H. Schogt opgetreden. Andere wijzigingen hebben in het personeel der medewerkers, taalcorrectors en beambten niet plaats gehad sedert het laatste verslag, behalve dat de heer P. Kelder, nadat hij als derde beambte der Akademie was afgetreden, het typen der kaarten niet verder verrich­ten kon. Dit geschiedt thans buiten het bureau door een tweetal typisten tegen een vast loon per kaart.
Van den Catalogus verschenen zeven deeltjes. Daarmede werd voor alle vakken de veertiende jaargang voltooid, met uitzondering van de deeltjes voor geologie en bacteriologie, waarvan nog slechts de dertiende en dat voor physiologie, waarvoor de twaalfde jaargang is verschenen. Eene vol­tooiing van den veertienden jaargang over de geheele lijn is echter, naar vernomen werd, spoedig te verwachten. Daarentegen zal het verschijnen van den vijftienden jaar­gang, hoewel hij voor den druk gereed ligt, op de nadere besluiten omtrent de toekomst van den catalogus moeten wachten.
Het aantal der naar Londen verzonden kaarten bedraagt 2936 (903 auteurs- en 2033 subject-kaarten). De aanzien­lijke vermindering van dit getal, vergeleken met dat van het vorige verslag, is een gevolg van den onzekeren toe­stand, waarin de catalogus verkeert.
Het valt moeilijk van de wetenschappelijke medewerkers arbeid te vergen, die wellicht zal blijken geheel of ten deele onnut te zijn geweest. Getracht werd de literatuur voor 1918 zoo volledig mogelijk af te werken, wat reeds op weinig na is geschied. Omtrent die voor 1919 werden de medewerkers vrij gelaten naar eigen inzicht te handelen, wat op verschillende wijze is opgevat.
Zoodra tot voortzetting van den catalogus mocht worden besloten, zal de achterstand zoo spoedig mogelijk worden bijgewerkt, waartoe trouwens de tijd niet zal ontbreken, dewijl de kaarten voor 1919 in hoofdzaak eerst in den negen­tienden jaargang zullen opgenomen worden.
Te verwachten en te hopen is het, dat dan ook te Londen het inhalen van den achterstand met kracht zal worden aan­gevat; een achterstand, als thans bestaat van meer dan vijf jaren, mag niet blijven voortduren, zal de catalogus aan zijne bestemming voldoende beantwoorden.