Pagina:Wetboek op de regterlijke instellingen en regtspleging in het koningrijk Holland (1809).pdf/12

Deze pagina is proefgelezen
32. De vierſchaar van Asſen, reſiderende aldaar, en bevattende het geheele departement Drenthe.
33. De vierſchaar van Groningen, reſiderende in die ſtad, en bevattende het eerſte kwartier van het departement ſtad en lande van Groningen, zoodanig als dit bij decreet van den 27ſten van grasmaand 1808 is bepaald.
34. De vierſchaar van Appingadam, reſiderende aldaar, en bevattende het tweede kwartier van hetzelve departement als voren.
35. De vierſchaar van Winſchoten, reſiderende aldaar, en bevattende het derde kwartier van hetzelve departement als voren.
36. De vierſchaar van Leeuwarden, reſiderende in die ſtad, en bevattende het derde kwartier van het departement Vriesland, volgens het reglement van den 29ſten van grasmaand 1807.
37. De vierſchaar van Sneek, reſiderende in die ſtad, en bevattende het tweede kwartier van hetzelve departement als voren.
38. De vierſchaar van Heereveen, reſiderende aldaar, en bevattende het eerſte kwartier van hetzelve departement als voren.
39. De vierſchaar van Embden, reſiderende in die ſtad, en bevattende het eerſte resſort van het departement Oostvriesland, zoodanig als het bij decreet van den Koning, van den 26ſten van ſlagtmaand 1808, is bepaald.
40. De vierſchaar van Aurich, reſiderende in die ſtad, en bevattende het tweede resſort van hetzelve departement als voren.
41. De vierſchaar van Jever, reſiderende in die ſtad, en bevattende het derde resſort van hetzelve departement als voren.

Art. 37.

De ſteden, plaatſen en dorpen, welke onder elke der bovengemelde vierſcharen in voege voorſchreven behooren, zullen tot gerijſ der ingezetenen, op last van den Koning, nader worden bekend gemaakt.

Art. 38.

De vierſcharen zullen beſtaan uit ten minſten zeven en ten hoogſten negen leden, de preſidenten daaronder gerekend.