Pagina:Wetboek op de regterlijke instellingen en regtspleging in het koningrijk Holland (1809).pdf/16

Deze pagina is proefgelezen

hoofd van de politie in de gemeenten zullen geplaatst worden, behooren mede tot de civiele regtbanken, en zijn aan het hoofd derzelve geſteld; doch hebben daarin geene ſtem: — de procureurs des Konings zijn tevens ſchouten in de ſteden of plaatſen, alwaar de vierſcharen reſideren.

Art. 57.

De calanges tot civiele boeten zullen bij de vierſcharen, als civiele regtbanken beſchouwd, gedaan worden door de procureurs des Konings, als ſchouten binnen die gemeenten, en bij de andere civiele regtbanken door ſchouten, of zoodanige andere perſonen, als aan het hoofd der politie binnen die gemeenten zullen geplaatst worden.

Art. 58.

De ſecretarisſen van de gemeentebeſturen zullen ook kunnen zijn ſecretarisſen van de civiele regtbanken in dezelfde gemeenten, doch zullen dan voor die regtbanken niet mogen practiſeren.

Art. 59.

Van de leden der regtbanken zal jaarlijks een derde gedeelte aftreden, de eerſtemaal van vijf één, en vervolgens twee, en van zeven, de laatſtemaal drie, en te voren telkens twee. In de regtbanken, welke ſlechts uit drie beſtaan, zal jaarlijks een lid aftreden.

De aftredende leden zijn weder verkiesbaar.

Art. 60.

De eerſte aftredingen worden door het lot beſlist, en zullen beginnen met den 1ſten van louwmaand 1811.

Art. 61.

De preſidenten en leden worden gekozen door den Koning.

Art. 62.

Ten opzigte der aanſtelling van ſchouten ſecretarisſen zal gevolgd worden, het geen deswegens bij de reglementen voor de gemeentebeſturen zal worden bepaald.

Art. 63.

De regtbanken oefenen, over het aan dezelve toegewezen regtsgebied, de civiel juſtitie, daaronder mede begrepen de judicature van calanges en civiele actiën, wegens boeten en breuken, onder de bepalingen bij de manier van procederen en den vijfden titel van dit boek vastgeſteld; zij oefenen tevens uit die regten en pligten, welke bij den gemelden vijfden titel zijn omſchreven.

Art. 64.

De tractementen of preſentie-gelden van de ſchouten, leden en ſecretarisſen van de civiele regtbanken, voor zoo verre het noodig zal zijn, om gemeld perſonen te ſalariëren, of