Pagina:Wetboek op de regterlijke instellingen en regtspleging in het koningrijk Holland (1809).pdf/17

Deze pagina is proefgelezen

preſentie-gelden toeteleggen, mitsgaders de tractementen van de bedienden dier regtbanken, en alle verderre kosten op de administratie van de civiele juſtitie vallende, zullen door de gemeenten betaald worden, waarover die regtbanken geſteld zijn; waartegen aan de kasſen dier gemeenten zullen worden verantwoord alle de leges, jura en ſportelen, welke bij dezelve regtbanken zouden mogen vallen.


ZEVENDE HOOFDSTUK.
BIJZONDERE VOORZIENINGEN.

Art. 65.

De geregtshoven zullen, binnen zes maanden na derzelver organiſatie, voor de departementen, reſpectivelijk onder dezelve resſorterende, opgeven:

  1. De plaatſen, waar geene civiele regtbanken beſtaan, en door de hoven dienſtig worden geacht;
  2. Of, en zoo ja, waar en hoe, eene zamenvoeging van gemeenten, onder eene regtbank, of verdeeling van thans beſtaande civiele regtbanken, nuttig zoude zijn.

Art. 66.

De hoven zijn verder verpligt, binnen zes maanden na derzelver organiſatie, zich te doen informeren omtrent het beſtaan der regterlijke collegiën, artikel II gemeld, als mede omtrent ieders inrigting en werking; ten einde zal kunnen worden onderzocht, in hoe verre het algemeen belang of plaatſelijke omſtandigheden derzelver voortduring eiſchen, en of derzelver inrigting met de organiſatie der regterlijke magt welvoegelijk is.

Art. 67.

Het hoog geregtshof en de andere geregtshoven zullen een tarief opmaken van de leges, jura en ſportelen, welke door particulieren zullen moeten worden betaald, en hetzelve, zoo ſpoedig doenlijk na derzelver organiſatie, aan het gouvernement inzenden.

Art. 68.

De vierſcharen en civiele regtbanken zullen, insgelijks zoo ſpoedig doenlijk, na derzelver organiſatie, gelijke tarieven inzenden aan de geregtshoven, waaronder zij behooren, die dezelve met hunne conſideratiën aan het gouvernement zullen doen toekomen.