Pagina:Wetboek op de regterlijke instellingen en regtspleging in het koningrijk Holland (1809).pdf/22

Deze pagina is proefgelezen

Art. 88.

Alle definitive vonnisſen zullen, zoo veel mogelijk, door den vollen raad moeten worden uitgebragt, en niet mogen worden geveld, ten zij de meerderheid der leden daarover als regters gezeten heeft. Indien geen genoegzaam getal bevoegde raden is overgebleven, zal het hof hiervan kennis geven aan het gouvernement, ten einde door den Koning raden in die zaak worden toegevoegd.

Art. 89.

Tot het hooren van partijen, het doen van inſpectiën, het verhooren van getuigen of beſchuldigden, en dergelijke zaken, benoemt het hof één of meer commisſarisſen. Het maakt de noodige ſchikkingen, dat deze en andere werkzaamheden onder alle de leden, buiten den preſident, zoo veel mogelijk, op eene gelijken voet verdeeld worden, en bepaalt te dien einde tourbeurten.

Art. 90.

De comparitiën, verhooren, en zoodanige andere zaken, waarin alleen commisſarisſen werkzaam zijn, zullen zoo veel mogelijk worden belegd en waargenomen op zulke tijden, dat het werk van den raad daardoor niet worde verhinderd.

Art. 91.

Wanneer eenmaal commisſarisſen in eene of andere zaak zijn werkzaam geweest, zal verder alls aan hen worden opgedragen, het geen daarna in die zelfde zaak voorvalt, of daartoe eengie merkelijke en blijkbare betrekking heeft.

Art. 92.

Wanneer in eenige zaak adviſen, rapporten, berigten, misſives of andere uitgebreide ſtukken, op naam van den raad moeten worden opgemaakt, zullen de in die zaak benoemde commisſarisſen verpligt te zijn, die ſtukken te ſtellen, en ter goedkeuring in den raad te brengen.

Art. 93.

In alle zaken, waarin dit dienſtig wordt geoordeeld, zal de preſident een' rapporteur benoemen, zoo veel mogelijk, naar tourbeurten. Men zal zorgvuldig geheim houden, wie tot rapporteur is geſteld.

Art. 94.

De rapporteur zal zijn uiterſte best doen om het proces naarſtiglijk te doorzien, en volkomen te verſtaan, makende daarvan een behoorlijk receuil of uittrekfell; bijzonder in groote zaken, ten einde klaar te kunnen aantoonen, al het gene zoude mogen dienſtig zijn tot verſtand van het proces, en het geen daarin voorkomt.