Pagina:Wetboek op de regterlijke instellingen en regtspleging in het koningrijk Holland (1809).pdf/32

Deze pagina is proefgelezen

die over het vonnis of de dispoſitie, waarvan reviſie verleend is, hebben geſtemd, of die daaraan zijn overgebleven.

Art. 147.

De leden, welke regters in reviſie zullen zijn, en adjuncten-reviſeurs, gelijk ook de adjuncten onderling, zullen aan elkander niet mogen beſtaan tot in den vierden graad van bloedverwantſchap of zwagerſchap.

Art. 148.

Het hof zal, wanneer verzoek tot benoeming van adjuncten-reviſeurs gedaan is, op bekomen aanſchrijving, ten ſpoedigſten opgeven, welke leden uit hetzelve hof in de reviſie zullen kunnen en moeten zitten.

Art. 149.

Ook zullen geen adjuncten moge zijn, die tot een of meer der partijen in zoodanige betrekkingen ſtaan, als bij artikel 83 zijn opgenoemd.

Art. 150.

De benoemde afjuncten, die zich in een dezer gevallen bevinden, zullen gehouden zijn, daarvan dadelijk aan het gouvernement kennis te geven; ook is het hof verpligt zulks te doen, indien hetzelve van zoodanige verhindering eenige kennis draagt.

Art. 151.

Nadat de benoeming van adjuncten-reviſeurs ter kennisſe van den hove zal zijn gebragt, bepaalt de preſident een' dag, waarop het hooren van het pleidooi, of wanneer de zaak niet bepleit zal worden, het lezer der ſtukken zal beginnen, en doet daarvan door den griffier, bij beſchrijving, tijdige kennis geven aan de adjuncten-reviſeurs, welke gehouden zijn op den geſtelden tijd ten hove te verſchijnen.

Art. 152.

Wanneer, vóór de bijeenkomst der leden uit het hof, en van de adjuncten-reviſeurs, een dier leden of adjuncten komt te overlijden, of uit andere oorzaken verhinderd wordt de reviſie bijtewonen, zal het getal van de leden uit ht hof of van de adjuncten-reviſeurs, door uitloting, te dien einde bij het hof te doen, zoodanig verminderd worden, dat de bij artikel 146 bepaalde evenredigheid bewaard blijve; zullende de prefidenten van het hof, of de geen, die in deszelfs plaats bij het afdoen der zaak ter eerſter inſtantie gepreſideerd heeft, niet in deze loting begrepen zijn.

Art. 153.

De adjuncten-reviſeurs zullen in handen van den preſident afleggen den eed, welke door den Koning nader zal worden gearresteerd.