Pagina:Wetboek op de regterlijke instellingen en regtspleging in het koningrijk Holland (1809).pdf/34

Deze pagina is proefgelezen

van regtspleging bij alle geregtshoven, regters en regtbanken, en de misbruiken, welke hem mogten voorkomen, brengen ter kennis van het hoog geregtshof, ten einde daarin kan worden voorzien.

Art. 161.

Indien de procureur des Konings wordt onderright van het begaan eener misdaad, waarvan de kennisneming aan het hoog geregtshof behoort, zal hij alle moeite doen, om den ſchuldigen, zoo mogelijk, op heeter daad te doen vatten en in verzekering te ſtellen.

Art. 162.

Hij zal in dat geval, gelijk mede wanneer door den hove last tot apprehenſie is verleend, bevoegd zijn om apprehenſiën der ſchuldigen te bevorderen door het geheele koningrijk, zonder daarin door iemand te mogen worden verhinderd, en om de geapprehendeerden overtebrengen naar de reſidentie van den hove.

Art. 163.

Wanneer hij kennis bekomt van eene misdaad, behoorende tot de judicature van den hove, zal hij, zonder daartoe eenige autoriſatie van het hof te verzoeken of aftewachten, deswegens onder de hand alle mogelijk onderzoek doen.

Art. 164.

Wanneer hij meent voorzien te zijn van informatiën, die genoegzaam zijn voor een regterlijk onderzoek, zal hij die aan den hove inleveren, met een ſchriftelijk verzoek, om geregtelijke informatiën te beleggen. Dit verzoek verleend zijnde, zal hij dienvolgen te zoodanige getuigen kunnen doen hooren, als door hem, met goedkeuring van commisſarisſen, of, ingeval van twijfeling of verſchil, door het hof zelve, noodig en gepast zal worden geoordeeld.

Art. 165.

De procureur des Konings zal de verzoeken om eenen criminelen regts-ingang bij requeste moeten doen, met overlegging der bewijzen en aanwijzing der bezwaren uit dezelve, en de verleende regts-ingangen ten ſpoedigſte te werk doen leggen.

Art. 166.

Hij moet de vraagpunten voor getuigen en beſchuldigden inſtellen, kort, duidelijk en eenvoudig, en in elk artikel maar ééne daad of omſtandigheid ſtellen.

Art. 167.

De procureur des Konings zal tegenwoordig zijn bij de verhooren der getuigen, uitgezonderd wanneer dezelve ten verzoeke van partij op tegenvragen zullen worden gehoord.