Pagina:Wetboek op de regterlijke instellingen en regtspleging in het koningrijk Holland (1809).pdf/36

Deze pagina is proefgelezen

digingen te vervolgen, de condemnatoire fententiën dadelijk ter executie te leggen, de ontvangene boete aan den lande te verantwoorden, van de uitbetaling behoorlijk aan den hove te doen blijken, en, ingeval van der gecondemneerden onvermogen om de kosten van juſtitie en van den procesſe te betalen, verzoek te doen, om opzigtelijk het ter executie leggen dier condemnatiën diligent te worden verklaard, tot dat de gecondemneerden in ſtaat zullen worden bevonden, om daaraan te voldoen; zullende aan dezelven daarvan nimmer remisſie mogen worden verleend.

Art. 174.

Hij zal nimmer op eigen gezag eenen gevangenen, of iemand, die op vermoeden van misdaad gearresteerd is, otſtaan of doen ontſtaan; en zal zich in alle gevallen gedragen naar de dispoſitiën van den hove omtrent gevangenen, het zij dat in bijzondere gevallen acces worde verleend, waar de wet over het algemeen dit niet vrijſtelt, het zij dat om bijzondere redenen de vrije toegang, anderzins bij de wet toegelaten, worde opgeſchort.

Art. 175.

Hij is gehouden in eigen perſoon zijne voordragten intedienen, en, des gerequireerd, in geſchrifte. Het ſtaat hem daartoe vrij, ten allen tijde toegang in den raad te vragen, en zelfs aan den preſident te verzoeken dat de vergadering buitengewoon belegd worde; mits in dit laatſte geval opening gevende van de redenen van noodzakelijkheid.

Art. 176.

Hij zal geen' toegang hebben in den raad, dan na bekomen van verlof, het welk hem nogtans, buiten gewigtige redenen, niet zal worden geweigerd. Doch hij mag nimmer tegenwoordig blijven bij de deliberatiën, maar is gehouden zich te verwijderen, zoodra hij zijne voordragten gedaan heeft.

Art. 177.

Hij zal op eigen gezag niet mogen openbaren, het geen geheim behoort te blijven; bijzonder ook niet het geen hem in de informatiën zal voorkomen ten laste van deze of gene perſonen, noch ook aan iemand viſie of communicatie mogen geven van de kopijen of extracten, welke hij bekomt van het geen bij den raad in zijne zaak of ten zijnen opzigte is verhandeld, verder of anders dan zijn pligt vereiſchen zal.

Art. 178.

Hij is ten allen tijde verpligt het hof te dienen van berigt, of van onderrigting en conſideratiën, zoo dikwijls als zulks van hem zal worden gevorderd, mitsgaders aan hetzelve te ſuppediteren de gerequireerde informatiën en ſtukken, en zich