Pagina:Wetboek op de regterlijke instellingen en regtspleging in het koningrijk Holland (1809).pdf/40

Deze pagina is proefgelezen

Art. 195.

De griffier en ſubſtituut-griffier zullen getrouwelijk aanteekenen en te boek ſtellen, al wat hun bij den raad of commisſarisſen zal belast worden, mitsgaders opmaken, onderteekenen en expediëren alle brieven, depêches, acten, reſolutiën, fenrentiën en alle andere ſtukken, waartoe bij den raad of commisſarisſen gereſolveerd zal zijn; voorts doen aanleggen en bijhouden al zulke registers, als bij het hof zal worden goedgevonden, en ſtiptelijk geheim houden, al het geen behoort geheim te blijven.

Art. 196.

Zij zullen zich wijders, in en omtrent de uitoefening hunner functiën, gedragen naar het geen bij het hof of commisſarisſen zal worden goedgevonden.

Art. 197.

Zij mogen hunnen post niet uitoefenen in, noch de raadplegingen bijwonen over zaken, waarin een of meer van de partijen hun beſtaan in den vierden of naderen graad van bloedverwantſchap, tegenwoordige of voormalige zwagerſchap.

Art. 198.

Zij zullen aan partijen, hun verder dan voorſchreven graad beſtaande, en die zij weten of vermoeden, dat eenig proces of andere zaken bij het hof hebben of zullen krijgen, of in welker zaken door het hof zal moeten worden geadviſeerd, deswegens geen advis mogen geven.

Art. 199.

Zij mogen, direct noch indirect, eenige giften, gaven of geſchenken aannemen, genieten of zich doen toezeggen, van zoodanigen, die hun verder dan in den voorſchreven vierden graad beſtaan, en die zij weten of vermoeden, eenig proces of andere zaak voor het hof te hebben, of te zullen krijgen, of in welker zaken door het hof zal moeten worden geadviſeerd, of waarin zij als griffier of ſubſtituut-griffier werkzaam zijn geweest; al waren het ook de geringſte geſchenken van ſpijs of drank, zoo verre, ten aanzien der laatstgemelde, de minſte vermoedens daarbij konden plaats hebben, dat die ter contemplatie van bovengenoemde zaken gedaan wierden.

Art. 200.

Indien zij ontdekken eenige geſchenken door anderen ten hunnen behoeve ontvangen, of aan dezelven ten hunnen reſpecte gegeven te zijn, of ook dat zij zelve die, onwetende of onbedacht, hebben aangenomen; zullen zij daarvan dadelijk aan het hof kennis geven, en het zij de ontvangene geſchenken weder terug zenden, indien dit kan geſchieden, het zij de