Pagina:Wetboek op de regterlijke instellingen en regtspleging in het koningrijk Holland (1809).pdf/43

Deze pagina is proefgelezen

berusten; ten ware daarin door commisſarisſen om redenen zoude mogen worden gerund een korte tijd van uitſtel, waarvan als dan ter rolle aanreekening zal worden gehouden, en binnen welken de practizijn zijn volmagt zal moeten leveren, oppene dat de gehoudene dingtalen zullen worden doorgehaald, en in de zaak gedisponeerd, even als of de gene, wiens volmagt ontbreekt, in het geheel niet ware verſchenen.

Art. 210.

Wanneer iemand in zijne zaak geen' practizijn vrijwillig kan bekomen, zonder dat klaar blijkt van zijn ongelijk, zal het hof aan hem een' practizijn toevoegen, om hem daarin te dienen, het zij tegen genot van ſalaris, het zij gratis, indien hij van zijn onvermogen doet blijken, waaraan zich geen der practizijns zal mogen onttrekken.

Art. 211.

De practizijns, bij het hof postulerende, zullen zich in het berekenen van hun ſalaris moeten gedragen naar het reglement, deswegens door den Koning te arresteren: en zullen, zoo lang die niet is vastgeſteld, worden gevolgd de wetten en gebruiken, die bij het hof plaats hebben, en op de voorkomende zaken het best zullen kunnen worden toegepast.

Art. 212.

Het hof zal de practizijns behoorlijk tot hunnen pligt houden, zoo in het getrouwelijk waarnemen der zaken van hunne meesters, als omtrent de wijze van berekening van hun ſalaris, en voorts zorge dragen, dat dezelve zich in hunne pleidooijen en ſchrifturen onthouden van alle onbetamelijke en injurieuſe uitdrukkingen, noch ook hun beroep onteeren door het aannemen of verdedigen van zaken, of voeren van ſustenuën, welke bevonden worden van eene blijkbare en doorſtekende ongegrondheid te zijn; en zal het hof de genen, die zich in dit een of ander merkelijk misgaan, verbieden in zoodanige zaak eenig ſalaris te mogen berekenen, hen in hunne bedieningen ſchorſen, of hunne admisſiën en aanſtellingen geheel en al intrekken, of hun boeten opleggen ter discretie van den hove, naar mate de aard en het gewigt der zaak zal komen te vereiſchen.

Art. 213.

De griffier en ſubſtituut-griffier zullen reſpectivelijk ten hunnen dienſte hebben het noodig getal commieſen of klerken, door hen daartoe bevorens aan het hof voortedragen, en bij hetzelve aanteſtellen, door welke zij zullen doen opmaken, ſchrijven en experdiëren alle ſtukken, en in orde houden en aanvullen alle registers, volgens het reglement daarop bij het hof te