Pagina:Wetboek op de regterlijke instellingen en regtspleging in het koningrijk Holland (1809).pdf/6

Deze pagina is proefgelezen

Art. 12.

De collegiën, bij het vorig artikel vermeld, zullen inmiddels blijven bestaan op derzelver tegenwoordigen voet.

Art. 13.

De manier van procederen bij elk van dezelve in gebruik, zal ook proviſioneel blijven ſtand houden, in het bijzonder ook te deze n opzigte, dat van alle vonnisſen van voorz. collegiën, waarvan tot dus verre geappelleerd konde worden aan het geregt van de plaats, waaronder zij behoorden, ook in het vervolg, zoodanig hooger beroep zal worden toegelaten tot het collegie, dat aan zoodanig geregt zal zijn opgevolgd.

Art. 14.

Omtrent de vernieting van dergelijke regterlijke collegiën, voor zoo verre dezelve thans beſtaan, of wel omtrent derzelver oprigting in plaatſen, alwaar dezelve niet aanwezig zijn, zal, naar gelang van zaken, bij ſpeciale wetten het noodige worden bepaald en vastgeſteld.

Art. 15.

De regters, openbare aanklagers en griffiers en ſecretarisſen, zullen, voorbehoudens de nader te melden bepalingen en uitzonderingen, moeten oud zijn vijf-en-twintig jaren, en inboorlingen van dit rijk, of deszelfs koloniën; zij moeten, de laatſte zes jaren vóór hunne benoemingen, gewoond hebben in dit rijk, en zullen, bij hunne eerſte aanſtelling in dezelfde regtbanken, elkander onderling niet tot in den vierden graad van bloedverwanſchap of zwagerſchap mogen beſtaan. Het vereischte van inwoning fluit de zoodanigen niet uit, die reipublicae cauſa afwezend zijn geweest.

DERDE HOOFDSTUK.
VAN HET HOOG GEREGTSHOF VAN HET KONINGRIJK.

Art. 16.

Het hoog geregtshof van het koningrijk zal beſtaan uit negen ledeen, de preſident daaronder begrepen, en bij zich hebben een' procureur des Konings, een' griffier en een' ſubſtituut-griffier; zullende de fiscaal des Konings over de middelen te water en te lande de regtsvorderingen wegens de middelen te lande voor hetzelve doen.

Art. 17.

De leden, procureur des Konings, griffier en ſubſtituut-griffier, zullen moeten zijn meesters in de regten, gegradueerd op eene der univerfiteiten binnen dit rijk; voorts zullen de leden den ouderdom van den dertig jaren moeten bereikt hebben.