Pagina:Wetboek van strafrecht Suriname.pdf/100

Deze pagina is proefgelezen

Artikel 490

Baldadigheid tegen personen of goederen, waardoor gevaar, nadeel of ongerief kan worden teweeggebracht, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftien gulden.

Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste drie dagen of geldboete van ten hoogste dertig gulden.

Artikel 491

Met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden wordt gestraft:

1 . hij die een dier aanhitst op een mens, op een dier dat bereden wordt of op een dier dat voor een rij- of voertuig gespannen is;
2 . hij die een onder zijn hoede staand dier, wanneer het een mens, een dier dat bereden wordt of een dier dat voor een rij- of voertuig gespannen is, aanvalt, niet terughoudt;
3 . hij die geen voldoende zorg draagt voor het onschadelijk houden van een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier.

Artikel 492

Hij die, belast met het toezicht over een krankzinnige, gevaarlijk voor zichzelve of voor anderen, deze zonder opzicht laat rondwaren, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste honderd gulden.

Artikel 493 [1]

Hij die, terwijl hij in staat van dronkenschap verkeert, hetzij in het openbaar het verkeer belemmert of de orde verstoort, hetzij eens anders veiligheid bedreigt, hetzij enige handeling verricht waarbij, tot voorkoming van gevaar voor leven of gezondheid van derden, bijzondere omzichtigheid of voorzorgen worden vereist, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke of de in artikel 535 omschreven overtreding onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste twee weken.

Artikel 494

Hij die wederrechtelijk op de openbare weg een ander in zijn vrijheid van beweging belemmert of met een of meer anderen zich aan een ander tegen diens uitdrukkelijk verklaarde wil blijft opdringen of hem op hinderlijke wijze blijft volgen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste honderd gulden.

Artikel 495

Met geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden wordt gestraft:

1o. hij die niet zorgt dat een door hem of op zijn last op een openbare weg gedane op- of uitgraving of een door hem of op zijn last op de openbare weg geplaatst voorwerp behoorlijk verlicht en van de gebruikelijke tekenen voorzien is;
2o. hij die bij een verrichting op of aan de openbare weg niet de nodige maatregelen neemt om voorbijgangers tegen mogelijk gevaar te waarschuwen;
  1. Gew, bij G.B. 1915 no. 75.