Pagina:Wetboek van strafrecht Suriname.pdf/101

Deze pagina is proefgelezen
3o. hij die iets plaatst op of aan, of werpt of uitgiet uit een gebouw op zodanige wijze dat door of ten gevolge daarvan iemand die van de openbare weg gebruik maakt, nadeel kan ondervinden;
4o. hij die op de openbare weg een rij-, trek- of lastdier laat staan, zonder de nodige voorzorgsmaatregelen tegen het aanrichten van schade te hebben genomen.

Artikel 496

Hij die zonder verlof van het bevoegd gezag enige openbare land- of waterweg verspert of het verkeer daarop belemmert, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

{{c|Artikel 497 [1]

Hij die zonder verlof van de Districts-Commissaris of van de door deze aangewezen ambtenaar, eigen onroerend goed of een eigen vaartuig in brand steekt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftig gulden.

Deze bepaling is niet van toepassing op het buiten Paramaribo in brand steken van bomen of gewassen.

Artikel 498

Met hechtenis van ten hoogste zes weken of geldboete van ten hoogste vijftig gulden wordt gestraft:

1o. hij die zonder genoegzame voorzorg vuur op de zeestranden aanbrengt of achterlaat;
2o. hij die zonder genoegzame voorzorg vuur op terreinen van anderen, niet vallende onder die sub 1o, bedoeld, aanbrengt of achterlaat;
3o. hij die zonder genoegzame voorzorg vuur op eigen onbebouwd terrein aanbrengt of achterlaat. Onder eigen terrein wordt hier begrepen terrein waarvan hij door wie of op wiens last het vuur is aangebracht of achtergelaten, recht van gebruik of genot heeft.
4o. hij die zonder noodzaak vuur in of nabij beplantingen van anderen aanbrengt.

Artikel 499

Met geldboete van ten hoogste vijftig gulden wordt gestraft:

1o. hij die een vuurwapen afschiet, een vuurwerk ontsteekt of een vuur aanlegt op zo korte afstand van gebouwen of goederen dat daardoor brandgevaar kan ontstaan;
2o. hij die een luchtbol oplaat, waaraan brandende stoffen gehecht zijn.

Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden kan, in plaats van geldboete, hechtenis van ten hoogste tien dagen worden opgelegd.

 

TITEL II
OVERTREDINGEN BETREFFENDE DE OPENBARE ORDE

Artikel 500 [2]

  1. Gew. bij S.B. 1984 no. 17.
  2. Ingev. bij G.B. 1939 no. 51.