Pagina:Wetboek van strafrecht Suriname.pdf/19

Deze pagina is proefgelezen

Artikel 63 [1]

1. De aanhouding van de veroordeelde, te wiens aanzien een beschikking tot opschorting van de tenuitvoerlegging der hem opgelegde gevangenisstraf is genomen, kan, indien een gegrond vermoeden bestaat, dat hij zich slecht heeft gedragen of in strijd heeft gehandeld met de in zijn verlofpas uitgedrukte voorwaarden, in het belang der openbare orde worden bevolen door de Districts-Commissaris van het district, waar hij zich bevindt, onder verplichting om daarvan onverwijld kennis te geven aan de Procureur-Generaal.

2. Volgt daarna de herroeping dan wordt de uitvoering van de straf geacht te zijn aangevangen op de dag der aanhouding, en zijn verder de bepalingen van de artikelen 29-32 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 64 [2]

Het formulier van de verlofpas en de verdere voorschriften ter uitvoering van de artikelen 62 en 63 worden vastgesteld door de Minister.

Artikel 64bis[3]

Bij strafrechtelijke vervolging van een minderjarige persoon wegens een feit vallende in de bepaling van een misdrijf of van een der overtredingen bedoeld in de artikelen 503, 504 en 505, kan de rechter, indien het gehouden onderzoek daartoe aanleiding geeft, de schuldige bij zijn uitspraak voor een termijn van ten hoogste een jaar onder toezicht stellen op de in artikel 372 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek omschreven grond.

Deze maatregel kan afzonderlijk of tezamen met straf worden opgelegd; echter niet met gevangenisstraf of hechtenis, waarvan de duur, voor zover onvoorwaardelijk, langer is dan veertien dagen.

Zo spoedig mogelijk nadat de uitspraak, houdende de beslissing tot ondertoezichtstelling, onherroepelijk is geworden, doet het openbaar ministerie daarvan mededeling aan de kantonrechter, bedoeld bij artikel 372a eerste lid van het Surinaams Burgerlijk Wetboek, die alsdan, zo mogelijk na overleg met degene die de ouderlijke macht of de voogdij over het kind uitoefent, onverwijld een gezinsvoogd aanwijst, als bedoeld bij artikel 372e van dat wetboek.

Van deze aanwijzing wordt onverwijld bij exploit kennis gegeven aan degene die de ouderlijke macht of de voogdij uitoefent, met de mededeling, dat hij zich bij de opvoeding van het kind naar de aanwijzingen van de gezinsvoogd heeft te gedragen, behoudens beroep op de kantonrechter.

De artikelen 372h, 372j tot en met 372t, 438d en 438e van het Surinaams Burgerlijk Wetboek zijn te dezen van toepassing, met dien verstande dat, voor de berekening van de duur der ondertoezichtstelling, deze wordt geacht aan te vangen op de dag der aanwijzing van de gezinsvoogd.

Artikel 65

Niet strafbaar is hij die een feit begaat waartoe hij door overmacht is gedrongen.

Artikel 66

  1. Gew, bij G.B. 1917 no. 67. G.B. 1945 no. 108.
  2. Gew, bij G.B. 1917 no. 67. G.B. 1945 no. 108. S.B. 1984 no. 17.
  3. Ingev, bij G.B. 1972 no. 62.