Pagina:Wetboek van strafrecht Suriname.pdf/20

Deze pagina is proefgelezen

Niet strafbaar is hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Niet strafbaar is de overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging, indien zij het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt.

Artikel 67

Niet strafbaar is hij die een feit begaat ter uitvoering van een wettelijk voorschrift.

Artikel 68

Niet strafbaar is hij die een feit begaat ter uitvoering van een ambtelijk bevel, gegeven door het daartoe bevoegde gezag.

Een onbevoegd gegeven ambtelijk bevel heft de strafbaarheid niet op, tenzij het door de ondergeschikte te goeder trouw als bevoegd gegeven werd beschouwd en de nakoming daarvan binnen de kring zijner ondergeschiktheid was gelegen.

Artikel 69 [1]

1. Indien een ambtenaar door het begaan van een strafbaar feit een bijzondere ambtsplicht schendt of bij het begaan van een strafbaar feit gebruik maakt van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken, alsmede indien een strafbaar feit wordt begaan als gevolg waarvan een ambtenaar hulp verkrijgt bij handelingen in strijd met zijn bijzondere ambtsplicht of bij misbruik van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken, kan de straf met een derde worden verhoogd.

2. In de in lid 1 bedoelde gevallen kan bij rechterlijke uitspraak te zamen met de straf aan de veroordeelde de verplichting worden opgelegd tot voldoening aan de Staat van een geldsbedrag ter gehele of gedeeltelijke ontneming van het geschatte voordeel dat hij door middel van of uit het strafbare feit heeft verkregen. Onder voordeel is de besparing van kosten begrepen. De leden 2-9 van artikel 40 zijn van overeenkomstige toepassing.

3. Aan degene die een strafbare feit begaat als gevolg waarvan een ambtenaar hulp verkrijgt bij handelingen in strijd met zijn bijzondere ambtsplicht of bij misbruik van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken, kan bij rechterlijke uitspraak te zamen met de straf en ook naast de in lid 2 genoemde verplichting worden opgelegd de verplichting tot verrichting van hetgeen wederrechtelijk is nagelaten, tenietdoening van hetgeen wederrechtelijk is verricht en verrichting van prestaties tot het goed maken van de gevolgen van een en ander, alles op kosten van de veroordeelde, voor zover de rechter niet anders bepaalt.

4. De in de leden 2 en 3 genoemde maatregelen kunnen ook worden opgelegd bij schuldigverklaring aan een der strafbare feiten, omschreven in de artikelen 229 en 230.

5. De in lid 2 genoemde maatregel kan ook worden opgelegd bij schuldigverklaring aan een der strafbare feiten, omschreven in de artikelen 423, 424, 425, 426, 427, 428, 430, 435, 436, 437, 438, 439, 440 en 441.


 

TITEL IV

  1. Gew, bij S.B. 1993 no. 35.