Pagina:Wetboek van strafrecht Suriname.pdf/21

Deze pagina is proefgelezen

POGING

Art. 70. [1]

Poging tot misdrijf is strafbaar, wanneer het voornemen des daders zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard en de uitvoering alleen ten gevolge van omstandigheden van zijn wil onafhankelijk niet is voltooid.

Het maximum der hoofdstraffen op het misdrijf gesteld wordt bij poging met een derde verminderd.

Geldt het een misdrijf waarop de doodstraf of waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld, dan wordt gevangenisstraf opgelegd van ten hoogste vijftien jaren.

De hoofdstraf van berisping en de bijkomende straffen zijn voor poging dezelfde als voor het voltooide misdrijf.

Art. 71.

Poging tot overtreding is niet strafbaar.

TITEL V
DEELNEMING AAN STRAFBARE FEITEN

Art. 72. [2]

Als daders van een strafbaar feit worden gestraft:

1°. zij die het feit plegen, doen plegen of medeplegen;

2°. zij die door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen het feit opzettelijk uitlokken.

Ten aanzien der laatsten komen alleen die handelingen in aanmerking die zij opzettelijk hebben uitgelokt, benevens hare gevolgen.

Art. 73.

Als medeplichtigen aan een misdrijf worden gestraft:

1°. zij die opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf;

2°. zij die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf.

Art. 74. [3]

Het maximum der hoofdstraffen op het misdrijf gesteld, wordt bij medeplichtigheid met een derde verminderd.

Geldt het een misdrijf waarop de doodstraf of een misdrijf waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld, dan wordt gevangenisstraf opgelegd van ten hoogste vijftien jaren.

De hoofdstraf van berisping en de in artikel 9b sub 1, 2 en 3 vermelde bijkomende straffen zijn voor medeplichtigheid dezelfde als voor het misdrijf zelf.

Bij het bepalen van de straf komen alleen die handelingen in aanmerking die de medeplichtige opzettelijk heeft gemakkelijk gemaakt of bevorderd, benevens haar gevolgen.

Art. 75.

  1. Gew. bij G.B. 1945 no. 108.
  2. Gew. bij G.B. 1925 no. 73.
  3. Gew. bij G.B. 1945 no. 108.