Pagina:Wetboek van strafrecht Suriname.pdf/23

Deze pagina is proefgelezen

Art. 81. [1]

Staan meerdere feiten, ofschoon elk op zichzelf misdrijf of overtreding opleverende, in zodanig verband dat zij moeten worden beschouwd als een voortgezette handeling, dan wordt slechts één strafbepaling toegepast, bij verschil die waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld.

Insgelijks wordt slechts één strafbepaling toegepast bij schuldigverklaring aan valsheid of muntschennis en aan het gebruikmaken van het voorwerp ten opzichte waarvan de valsheid of muntschennis gepleegd is.

Art. 82.

Bij samenloop van meerdere feiten die als op zich zelve staande handelingen moeten worden beschouwd en meerdere misdrijven opleveren waarop gelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld, wordt één straf uitgesproken.

Het maximum dezer straf is het verenigd bedrag van de hoogste straffen op de feiten gesteld, doch niet hoger dan een derde boven het zwaarste maximum.

Art. 83.

Bij samenloop van meerdere feiten die als op zich zelve staande handelingen moeten worden beschouwd en meerdere misdrijven opleveren waarop ongelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld, wordt elke dier straffen uitgesproken, doch mogen deze te zamen in duur de langstdurende met niet meer dan een derde overtreffen.

Geldboeten worden daarbij berekend naar de duur van het maximum der bedreigde vervangende hechtenis.

Art. 84.

Bij veroordeling tot de doodstraf of tot levenslange gevangenisstraf kunnen daarnevens geen andere straffen worden opgelegd dan ontzetting van bepaalde rechten, verbeurdverklaring van reeds in beslag genomen voorwerpen en openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Art. 85. [2]

In de gevallen der artikelen 82 en 83 gelden ten aanzien van bijkomende straffen de volgende bepalingen:

1°. de straffen van ontzetting van dezelfde rechten worden opgelost in één straf, in duur de opgelegde hoofdstraf of hoofdstraffen ten minste twee en ten hoogste vijf jaren te boven gaande, of in geval geen andere hoofdstraf dan geldboete is opgelegd, in èèn straf van ten minste twee en ten hoogste vijf jaren;

2°. de straffen van ontzetting van verschillende rechten worden voor elk misdrijf afzonderlijk en zonder vermindering opgelegd;

3°. de straffen van verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen worden voor elk misdrijf afzonderlijk en zonder vermindering opgelegd; de vervangende straffen van hechtenis of voorziening in de opvoeding mogen gezamenlijk het maximum bepaald in het vijfde lid van artikel 40, met niet meer dan een derde te boven gaan.

Art. 86.

  1. Gew. bij G.B. 1926 no. 56.
  2. Gew. bij G.B. 1935 no. 42, G.B. 1945 no. 108.