Pagina:Wetboek van strafrecht Suriname.pdf/28

Deze pagina is proefgelezen

Ten aanzien van een persoon, die zich aan de tenuitvoerlegging van het tegen hem uitgesproken bevel bedoeld bij artikel 61, onttrekt, vangt de termijn van verjaring der hem tevens naar de bepalingen van dat artikel opgelegde gevangenisstraf aan op de dag na die waarop hij de leeftijd van een en twintig jaren heeft bereikt.

Artikel 104 [1]

Indien vóór de tenuitvoerlegging van de straf de veroordeelde, die tijdens zijn veroordeling nog geen achttien jaren oud was, de leeftijd van een en twintig jaren heeft bereikt, vordert hij, die met deze tenuitvoerlegging is belast, dat de rechter die de straf heeft opgelegd, de duur zal bepalen der gevangenisstraf of hechtenis of het bedrag der geldboete, op het feit gesteld, welke straffen alsdan in de plaats treden der vroeger opgelegde. Deze bepaling is niet toepasselijk ten opzichte van de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.

Artikel 105 [2]

De voorziening in de opvoeding, ter vervanging van de uitlevering van verbeurdverklaarde voorwerpen, wordt niet uitgevoerd, wanneer de veroordeelde door van zijn wil onafhankelijke omstandigheden feitelijk verhinderd is de verbeurdverklaarde voorwerpen uit te leveren of het geldelijk bedrag, waarop zij bij de uitspraak geschat worden, te betalen.

 

TITEL IX
BETEKENIS VAN SOMMIGE IN HET WETBOEK VOORKOMENDE UITDRUKKINGEN

Artikel 106

Waar van misdrijf in het algemeen of van enig misdrijf in het bijzonder gesproken wordt, wordt daaronder medeplichtigheid aan en poging tot dat misdrijf begrepen, voor zover niet uit enige bepaling het tegendeel volgt.

Artikel 107 [3]

Aanslag tot een feit bestaat, zodra het voornemen des daders zich door een begin van uitvoering, in de zin van artikel 70, heeft geopenbaard.

Artikel 108

Samenspanning bestaat zodra twee of meer personen overeengekomen zijn om het misdrijf te plegen.

Artikel 109 [4]

Onder omwenteling wordt verstaan het vernietigen of op onwettige wijze veranderen van de wettige regeringsvorm van Suriname.

Artikel 110

Met het plegen van geweld wordt gelijkgesteld het brengen in een staat van

  1. Ingev. bij G.B. 1945 no. 108.
  2. Ingev. bij G.B. 1945 no. 108.
  3. Gew. bij G.B. 1933 no. 94.
  4. Gew. bij G.B. 1933 no. 94, S.B. 1984 no. 17.