Pagina:Wetboek van strafrecht Suriname.pdf/38

Deze pagina is proefgelezen

Artikel 159[1]

Hij die een geschrift of afbeelding, waarin een belediging voorkomt voor een regerend vorst of ander hoofd van een bevriende staat of voor een vertegenwoordiger van een buitenlandse mogendheid bij de Surinaamse regering in zijn hoedanigheid, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat of, om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden, in voorraad heeft, wordt, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat in het geschrift of de afbeelding zodanige belediging voorkomt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.

Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijke wetenschap of een gelijke reden tot vermoeden, de inhoud van een zodanig geschrift openlijk ten gehore brengt.

Indien de schuldige een van de misdrijven omschreven in dit artikel, in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen twee jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van deze misdrijven onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.

Artikel 160

Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 155 en 156 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten worden uitgesproken.

Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 157 en 158 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-3 vermelde rechten worden uitgesproken.


TITEL IV
MISDRIJVEN BETREFFENDE DE UITOEFENING VAN STAATSPLICHTEN EN STAATSRECHTEN

Artikel 161[2]

Hij die door geweld of bedreiging met geweld een vergadering van de Staten uiteenjaagt, tot het nemen of niet nemen van enig besluit dwingt of een lid uit die vergadering verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.

Artikel 162[3]

Hij die door geweld of bedreiging met geweld opzettelijk een lid van de Staten verhindert de vergadering bij te wonen of daarin vrij en onbelemmerd zijn plicht te vervullen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.

Artikel 163

Hij die, bij gelegenheid ener krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing, door geweld of bedreiging met geweld opzettelijk iemand verhindert zijn kiesrecht vrij en onbelemmerd uit te oefenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.

Artikel 164

Hij die, bij gelegenheid ener krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing, door gift of belofte iemand omkoopt om zijn kiesrecht hetzij niet, hetzij op bepaalde wijze uit te oefenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten

  1. Gew. bij G.B. 1939 no. 50. S.B. 1984 no. 17.
  2. Gew. bij G.B. 1938 no. 39.
  3. Gew. bij G.B. 1938 no. 39.