Pagina:Wetboek van strafrecht Suriname.pdf/42

Deze pagina is proefgelezen

vermoeden, de inhoud van zodanig geschrift openlijk ten gehore brengt.

Indien de schuldige een van de misdrijven omschreven in dit artikel, in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen vijf jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van deze misdrijven onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.

Artikel 177[1]

Hij, die, mondeling of bij geschrift of afbeelding, in het openbaar tot enig strafbaar feit, tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag of tot enige andere ongehoorzaamheid, hetzij aan een wettelijk voorschrift, hetzij aan een krachtens wettelijk voorschrift gegeven ambtelijk bevel opruit, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

Artikel 178[2]

Hij die een geschrift of afbeelding, waarin tot enig strafbaar feit, tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag of tot enige andere in het vorig artikel omschreven ongehoorzaamheid wordt opgeruid, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat of, om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden, in voorraad heeft, wordt, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat in het geschrift of de afbeelding zodanige opruiing voorkomt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.

Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijke wetenschap of een gelijke reden tot vermoeden, de inhoud van een zodanig geschrift openlijk ten gehore brengt.

Indien de schuldige een van de misdrijven omschreven in dit artikel, in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen vijf jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van deze misdrijven onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.

Artikel 179[3]

Hij, die met het oogmerk om verstoring van de openbare orde of ontwrichting van het economisch leven der maatschappij te veroorzaken, dan wel wetende of redelijkerwijze moetende vermoeden, dat daarvan verstoring van de openbare orde of ontwrichting van het economisch leven der maatschappij het gevolg zal zijn, teweegbrengt of bevordert, dat meer personen nalaten of ondanks wettig gegeven last weigeren werkzaamheden te verrichten, waartoe zij zich verbonden hebben of uit kracht van hun dienstbetrekking verbonden zijn, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van ten hoogste duizend gulden.

Artikel 180[4]

Hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, aanbiedt inlichtingen, gelegenheid of middelen te verschaffen om enig strafbaar feit te plegen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

Artikel 181[5]

  1. Gew, bij G.B. 1933 no. 94. G.B. 1939 no. 50.
  2. Gew. bij G.B. 1933 no. 94. G.B. 1939 no. 50.
  3. Ingev. bij G.B. 1933 no. 94.
  4. Gew. bij G.B. 1939 no. 50.
  5. Gew. bij G.B. 1939 no. 50.