Pagina:Wetboek van strafrecht Suriname.pdf/43

Deze pagina is proefgelezen

Hij die een geschrift of afbeelding, waarin wordt aangeboden inlichtingen, gelegenheid of middelen te verschaffen om enig strafbaar feit te plegen, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat of, om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden, in voorraad heeft, wordt, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat in het geschrift of de afbeelding zodanig aanbod voorkomt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijke wetenschap of een gelijke reden tot vermoeden, de inhoud van een zodanig geschrift openlijk ten gehore brengt.

Indien de schuldige een van de misdrijven omschreven in dit artikel, in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen vijf jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van deze misdrijven onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.

Artikel 182[1]

Hij die door een der in artikel 72, 2o vermelde middelen een ander tracht te bewegen om een misdrijf te begaan, wordt, indien het misdrijf of een strafbare poging daartoe niet is gevolgd, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, echter met dien verstande, dat nimmer een zwaardere straf wordt uitgesproken dan terzake van poging tot het misdrijf, of indien zodanige poging niet strafbaar is, ter zake van het misdrijf zelf kan worden opgelegd. Deze bepaling is op hem niet van toepassing, indien het misdrijf of een strafbare poging daartoe niet is gevolgd tengevolge van omstandigheden van zijn wil afhankelijk.

Artikel 183[2]

Hij die, kennis dragende van een samenspanning tot een der in de artikelen 128-132a of 140 bedoelde misdrijven, op een tijdstip waarop het plegen van deze misdrijven nog kan worden voorkomen, opzettelijk nalaat daarvan tijdig voldoende kennis te geven, hetzij aan de ambtenaren der justitie of politie, hetzij aan de bedreigde, wordt, indien het misdrijf is gevolgd, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden.

Artikel 184[3]

Hij die, kennis dragende van een voornemen tot het plegen van een der in de artikelen 128-145 en 149 omschreven misdrijven, tot desertie in tijd van oorlog, tot militair verraad, tot moord, mensenroof of verkrachting of tot een der in Titel VII van dit Boek omschreven misdrijven voor zover daardoor levensgevaar wordt veroorzaakt, op een tijdstip waarop het plegen van deze misdrijven nog kan worden voorkomen, opzettelijk nalaat daarvan tijdig voldoende kennis te geven, hetzij aan de ambtenaren der justitie of politie, hetzij aan de bedreigde, wordt, indien het misdrijf is gevolgd, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden. Dezelfde straf is toepasselijk op hem die, kennis dragende van enig in het eerste lid vermeld reeds gepleegd misdrijf waardoor levensgevaar is ontstaan, op een tijdstip waarop de gevolgen nog kunnen worden afgewend, opzettelijk nalaat daarvan gelijke kennisgeving te doen.

Artikel 185

  1. Ingev. bij G.B. 1925 no. 73.
  2. Gew. bij G.B. 1984 no. 17.
  3. Gew. bij S.B. 1984 no. 17.