Pagina:Wetboek van strafrecht Suriname.pdf/77

Deze pagina is proefgelezen

bedreven feiten, gestraft:

1o. met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, indien de aanval of vechterij alleen zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
2o. met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren, indien de aanval of vechterij iemands dood ten gevolge heeft.


TITEL XXI
VEROORZAKEN VAN DE DOOD OF VAN LICHAMELIJK LETSEL DOOR SCHULD

Artikel 367 [1]

Hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar.

Artikel 368 [2]

Hij aan wiens schuld te wijten is dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt of zodanig lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening zijner ambts- of beroepsbezigheden ontstaat, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste negen maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

Artikel 369

Indien de in deze Titel omschreven misdrijven worden gepleegd in de uitoefening van enig ambt of beroep, kan de straf met een derde worden verhoogd, kan ontzetting worden uitgesproken van de uitoefening van het beroep waarin het misdrijf is gepleegd en kan de rechter de openbaarmaking zijner uitspraak gelasten.


TITEL XXII
DIEFSTAL EN STROPERIJ

Artikel 370

Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van ten hoogste zestig gulden.

Artikel 371

Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren wordt gestraft:

1o. diefstal van vee uit de weide;
2o. diefstal bij gelegenheid van brand, ontploffing, watersnood, schipbreuk, stranding, spoorwegongeval, oproer, muiterij of oorlogsnood;
3o. diefstal bij nacht in een woning of op een bij een woning behorend erf, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
4o. diefstal door twee of meer verenigde personen;
5o. diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming, van valse sleutels, van een valse order of een vals kostuum.

Indien de in No. 3 omschreven diefstal vergezeld gaat van een der in No. 4 en 5 vermelde

  1. Gew. bij G.B. 1945 no. 108.
  2. Gew. bij G.B. 1945 no. 108.