Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/107

Deze pagina is proefgelezen

maar beweren ze te begrijpen of er door geroerd worden. Deze kunst kan de rijke koopen en soms in zijn bezit krijgen, maar natuurlijk bestaat hiervan slechts heel weinig; en zelfs al was er tienmaal zooveel, zou het de menschheid op geenerlei wijze aandoen, omdat zij alle kunst zijn afgestorven door de leelijkheid en armzaligheid om hen heen. Ik kan echter niet beweren, dat het verlies alleen aan hun zijde is want de groote kunstenaars, over wie ik gesproken heb, zijn wat zij zijn krachtens hun zeer eigenaardige en bepaalde gaven en zijn meestal vervuld van de geschiedenis en geheel in beslag genomen door de beschouwing van de schoonste der vervlogen tijden. Indien zij niet zoo aangelegd waren, zeg ik, zouden zij niet onder alle moeielijkheden, die hun in den weg gelegd worden, in staat zijn, schoonheid voort te brengen. Doch zie het resultaat. Het dagelijksch leven verwerpt en verwaarloost hen; zij hebben geen andere keuze dan dit zijn gang te laten gaan en zichzelf te wikkelen in droomen van Griekenland en Italië. Zij leven in de dagen van Pericles en Dante en het Engeland van onzen tijd met zijn millioenen van hard werkende menschen helpt hen niet en wordt door hen niet geholpen; het kan zijn, dat zij hun tijd van nuttig zijn afwachten en in de toekomst niet vergeten zullen worden. Laat ons dit hopen.

Dit is de toestand der kunst bij ons. Opdat gij dit niet zult betwijfelen of denken dat ik overdrijf, vraag ik u hoe het gesteld is met die kunst welke meer dan alle andere coöperatief is, nl. de bouwkunst. Niemand weet beter dan ík hoeveel talent en kunde er tegenwoordig gevonden wordt onder de eerste ontwerpers voor gebouwen; en het geheele land door ziet men hier en daar de gebouwen die zij ontworpen hebben en wordt men door hen verblijd. Doch dit helpt ons weinig in onzen tijd,

83