Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/113

Deze pagina is niet proefgelezen

de kunst, de eenige vrije handwerkslieden zijn de kunstenaars, zooals wij ze tegenwoordig noemen, en zelfs zij worden belemmerden verdrukt door de verdrukking hunner medemenschen.Toch weet ik dat deze machinale arbeid noodzakelijk is voor de handelsconcurrentie, d.w.z. voor de tegenwoordige samenstelling der maatschappij, en waarschijnlijk denken velen uwer, dat de hoop op een radikale verandering hiervan een ijdel droombeeld is. Ik kan het niet helpen; ik kan alleen zeggen, dat die verandering moet komen, voordat de kunst de groote massa bereiken kan. Dat mag in veler oog van weinig belang zijn. Op zijn zachtst genomen kan men slechts hopen, dat dergelijke menschen blind zijn voor de kunst, wat niet weinig voorkomt, en dat die blindheid hun geheel belet te begrijpen wat ik gezegd heb over het genoegen dat een goed werkman vindt in zijn handwerk. Doch allen, die begrijpen wat kunst is, zullen het met mij eens zijn, dat genoegen in het werk altijd samen moet gaan met een werkelijk kunststuk. Op dezen dan doe ik een beroep en vraag hun of het rechtvaardig en goed is dat slechts enkelen van de millioenen der beschaafde menschheid deel kunnen nemen in een genot dat het zekerste en meest standvastige is van alle genoegens, de nooit falende troost bij tegenspoed, nl. aangenamen en eerlijken arbeid. Laat ons de waarheid onder de oogen zien en erkennen, dat een maatschappij, die het grootste deel harer zwoegers weinig ander menschelijk genot gunt, dat niet verlagend werkt an de rust na de kwelling van vermoeienden arbeid, niet duurzaam zou mogen zijn; dat het natuurlijk is, dat zulk een maatschappij van bederf doortrokken en geplaagd moet zijn met telkens herhaalde gruwelijke misdaden. Hoe dit ook zij, wij mogen nu droomen of niet over de mogelijkheid van een beter soort leven, waarin de meeste

89