Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/119

Deze pagina is niet proefgelezen

dit verval der ambachten noodig is voor de volmaking en den vooruitgang der handelsconcurrentie, het verval der ambachten of met andere woorden de verdwijning der kunst. Dit is zulk een zware beschuldiging tegen het stelsel dat ik mij, op gevaar af voor krankzinnig gehouden te worden, openlijk als een tegenstander der concurrentie verklaar, een tegenstander, ik stem het toe, van de grootste macht die de wereld ooit gekend heeft. Een groote macht inderdaad, doch alleen om verderf aan te brengen en daarom is zij ook gedoemd tot een kort bestaan, daar alle dingen die verwoesting aanbrengen, hun eigen ondergang in zich dragen. En nu, voordat ik eindig, wil ik nog even terug komen op mijn eerste drie woorden: Kunst, Welstand en Rijkdom. Ik kan mij voorstellen, dat velen tot mij zouden willen zeggen: gij verklaart, u openlijk te verzetten tegen het stelsel dat welstand in het leven roept. Dat ontken ik ten stelligste; ik beschuldig de concurrentie, den welstand te ondermijnen. Ik zeg, dat welstand, of de stoffelijke middelen voor het leven van een menschwaardig bestaan, geschapen wordt ondanks en niet door dat stelsel. In mijn oog bestaat de welstand uit tweeërlei soort: de eerste uit voedsel, kleeding, huisvesting enz., de tweede uit zaken die betrekking hebben op kunst en kennis; dus uit dingen, die goed en noodig zijn voor het lichaam, en zaken, goed en noodig voor den geest. De concurrentie bemoeit zich nog met verscheidene andere zaken, waarvan sommige den menschen direkte schade brengen en andere slechts haar eigen eerbaren voortgang in den weg staan; intusschen verspilt zij in het groot de eerste dezer twee soorten van werkelijken welstand en vernietigt zij in het groot de tweede. Zij verspilt de eerste door een onrechtvaardige en slecht bestuurde verdeeling van de macht die welstand kan verschaffen en die wij

95