Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/121

Deze pagina is niet proefgelezen

hunner aschvaalten toe. Onder de heerschappij van den rijkdom zijn wij meesters en slaven in plaats van mede-arbeiders zooals wij moeten zijn. Indien de concurrentie welstand voorbracht, zou Engeland zeker het meest gegoede land ter wereld zijn, zooals velen zeker denken en zooals het ongetwijfeld het rijkste is; doch tot welk een armzaligheden wordt dit rijke land niet gedreven. Ik b.v. behoor tot een klein, onschadelijk genootschap, dat zich ten doel stelt voor het tegenwoordige en toekomende geslacht den welstand te bewaren dien Engeland nog bezit in geschiedkundige en schoone gebouwen en ik zou u een lange en ontmoedigende lijst kunnen voorleggen van gebouwen, die Engeland met al haar rijkdom niet heeft kunnen redden van het winstbejag in den een of anderen vorm. "Het is een geldkwestie" wordt in deze gevallen als een onweerlegbaar argument beschouwd en gewoonlijk ondervinden wij dan ook, dat ons antwoord, indien wij antwoord geven, aan doovemans oor gezegd wordt. Tot op den huidigen oogenblik is er in Engeland geen wet (ik geloof, dat Engeland hierin alleen staat onder de beschaafde landen) die een krankzinnige of een onwetende beletten kan een huis, dat hij zijn privaateigendom belieft te noemen, naar den grond te werpen, ofschoon het een der grootste kunstschatten of geschiedkundige schatten van het land moge zijn.

Of nog eens, van hoeveel bunders gemeenen grond heeft de rijkdom dit land beroofd, zelfs in deze eeuw? een niet te vermoeden onschatbare waarde in deze dagen van groote bevolking. Toch, waar is de man die een maatregel voor durft stellen om het publiek weer in zijn rechten te herstellen? Hoe dikwijls hebben de spoorwegmaatschappijen het volk ten voordeele van enkelen niet mogen berooven van schatten van schoonheid, die

97