een stuk van heel is blijft het van waarde en van belang voor elk nieuw geslacht. Kortom, alle kunstwerken bezitten de eigenschap eerbied te wekken ook in hun verval, en met reden, want van den aanvang af zat er ziel in, de gedachte des menschen, die zichtbaar zal zijn zoolang het lichaam blijf bestaan, waarin zij geplant werd.
En die laatste zin leidt mij tot een andere overweging, waarom het noodzakelijk is, dat de arbeid zich alleen bezig houdt met het vervaardigen van goederen, die het maken waard zijn. Tot hiertoe hebben wij dit alleen beschouwd uit het oogpunt van den verbruiker, enzoo was het waarlijk reeds belangrijk genoeg; doch van een ander standpunt, dat van den voortbrenger, is het nog van veel meer gewicht. Want ik zeg nog eens dat door deze dingen te koopen gij menschenlevens koopt! Wilt gij uit zuivere dwaasheid en gedachteloosheid uw deel dragen van de schuld van hen, die hun medemenschen dwingen nutteloozen arbeid te verrichten? Want toen ik zeide, dat alle dingen het maken waard moeten zijn, stelde ik dien eisch voornamelijk ten behoeve van den Arbeid, daar het vervaardigen van nuttelooze zaken den arbeider dubbel benadeelt. Als deel van het publiek wordt hij gedwongen ze te koopen en wat hij van zijn ellendig loon overhoudt wordt hem ontnomen door een soort van gedwongen winkelnering; als een der voortbrengers wordt hij gedwongen ze te maken en daardoor verliest hij den grondslag van dat genoegen in zijn dagelijksch werk, dat ik als zijn geboorterecht voor hem eisch, hij wordt gedwongen zonder vreugde te arbeiden aan het vervaardigen van het vergif, dat de gedwongen winkelnering hem dwingt te koopen. En hierdoor wordt de groote massa, die door de grillen en het winstbejag van anderen gedwongen wordt, schadelijk en nuttelooze dingen te vervaardigen, opgeofferd aan de maatschappij. Dit zou vreeselijk