de vijftiende eeuw; verdeeling van arbeid begon ook eerst veel later en de handwerksman was nog overal een kunstenaar.
Het begin van de groote verandering kwam onder de regeering der Tudors in het eerste deel van de zestiende eeuw, gedurende welken tijd Engeland, dat steeds een land van akkerbouw geweest was ten behoeve van eigen gebruik, nu zich op veeteelt ging toeleggen voor de markt. Deze verandering en de daaruit voortvloeiende ellende is zeer gemakkelijk te volgen uit de geschriften van More en Latimer. Al wat ik er hierover zeggen wil is, dat zij een zeer grooten invloed had op de levensvoorwaarden en wijze van werken van de handwerkslieden, want de ambachten werden nu overstroomd door groepen van bezitloozen, die niets hadden dan de kracht hunner lichamen en gedwongen waren, die kracht dag aan dag te verkoopen voor wat zij er voor krijgen konden aan menschen, die zeker het artikel arbeid niet zouden koopen, als zij er geen winst mee behalen konden. De gewelddadige roof verbonden aan de verandering van godsdienst in Engeland; de roekelooze vernieling van onze openbare gebouwen, vergezeld door het stelen onzer openbare landerijen, hebben er ongetwijfeld veel toe bijgedragen, de kunst, die nog onder de nieuwe arbeidsvoorwaarden mogelijk was, te verlagen.
Doch de Hervorming zelf was slechts een der uitloopers van den nieuwen tijdgeest, voortgekomen uit groote economische veranderingen en die een grondiger ommekeer teweegbracht in de kunst en haar schepper, den arbeid, dan een opeenvolging van gebeurtenissen had kunnen doen, hoe ingrijpend die ook mochten zijn. De verandering in de arbeidstoestanden nam snel in omvang toe, hoewel er nog veel zoogenaamde huisarbeid verricht werd; de arbeiders in de steden werden meer