De kunsten, waarover ik spreken moet in meer bijzonderheden, vormen een deel en een betrekkelijk klein deel van de Bouwkunst in dat licht bezien; doch wij kunnen ook over deze zooveel zeggen, als wij eenmaal tot de slotsom gekomen zijn dat zij onze aandacht verdient, dat mijn betoog hedenavond slechts aanwijzingen zal bevatten, om uw aandacht te vestigen op deze onderwerpen.
Ik wil trachten u enkele punten in overweging te geven over deze kunsten of ambachten: het vervaardigen van aardewerk en glaswerk; het weven met zijn onontbeerlijken ondergeschikte, het verven; de kunst van figuren drukken op goederen en papieren, het maken van meubelen en ook, met vreeze en beven, een woord over de kunst van kleeding. Er behoort moed toe over sommige dezer te spreken, maar ik weet uit de praktijk het een en ander van hen af en waag het daarom.
Laat ons beginnen met het vervaardigen van aardewerk, de oudste en meest algemeene en misschien ook wel (op het bouwen van huizen na) de gewichtigste der nijvere kunsten en een, die wij min of meer uit een historisch oogpunt kunnen beschouwen, omdat aardewerk door de onbreekbaarheid van zijn oppervlakte een der weinige takken van huisindustrie vormt, waarvan ons exemplaren uit de oude en klassieke tijden zijn overgebleven. Alle volkeren, hoe weinig beschaafd ook, hebben aardewerk vervaardigd, soms met in het oog vallend sierlijke vormen, soms met een mengeling van woeste grilligheid bij veel smaak, doch geen is ooit te kort geschoten in het volgen van een waar beginsel, geen heeft ooit leelijke of onedele vormen gemaakt tot op den laatsten tijd. Ik zou bijna zeggen, dat het vervaardigen van leelijk aardewerk een der merkwaardigste uitvindingen is van onze beschaving. Alle volkeren met