eenvoudiger samenstelling van nature heeft: alle kunstenaars zullen begrijpen wat ik hiermede bedoel. In het kort, hierop komt het neer, dat het beter voor ons zou zijn, ons tevreden te stellen met ons goed te weven in de natuurlijke kleur der stof, indien wij de nu bijna verloren kunst van verven niet meer kunnen doen herleven, of ze te laten verven door minder beschaafde menschen dan wij zijn.
Waarlijk, zelfs indien gij de kunst van verven even verachtelijk vindt als Plinius, zult gij moeten toestemmen, dat dit een eigenaardige toestand is en wel waard, aandachtig beschouwd te worden, zelfs door een wijsgeer. Het is zeker waar, dat de scheikundigen uit onzen tijd ongelooflijke uitvindingen hebben gedaan; zij hebben ons kleuren geschonken, die het verversvak geheel vernieuwd hebben; de handelsgeest heeft zich met graagte meester gemaakt van het nieuwe artikel en toch moeten wij er ons tegen keeren en het onvoorwaardelijk en geheel verwerpen, indien wij niet willen, dat alle kunst uit onze geweven stoffen zal verdwijnen. Wij moeten deze nieuwe kleuren verbannen naar een museum van wetenschappelijke curiositeiten en weder ter leering teruggaan, zooal niet tot de dagen der Pharao's, dan toch tot die van Tintoretto. Ik vraag u dit in overweging te nemen, omdat het is een voorbeeld van de verdrukking, waaronder de nijvere kunsten in onzen tijd gebukt gaan.
De kunst van verven brengt mij als vanzelf op de nederige doch nuttige kunst van drukken op goed: in waarheid een zeer oude kunst, omdat het niet stipt noodig is, dat het patroon gedrukt wordt, dit kan ook door de hand geschilderd worden. Het beschilderen van goed met echte kleuren was al in gebruik in de alleroudste tijden in Indië en daar de Egyptenaren uit den tijd van